294
dat lichaam moet zijn dat ik vroeger Raad van defensie heb genoemde,
maar ik wenach volstrekt niet een commissie, die buiten den Minister
om mededeeliugen doet aan de Kamer. Dit ligt evenmin in mijn bedoe
ling, als dat ik goed keur, dat individueele officieren induvidueele Ka
merleden vootdurend inlichten. Dat geeft ons niet wat wij noodig hebben.
Hetgeen ik nu in het midden heb gebracht en ook reeds vroeger
meermalen heb besproken is, dat ik meen dat er moet zijn een college
van militairen en burgers, dat een studie maakt van de strategische
quaesties, waaromtrent wij dan ons licht zullen kunnen krijgen evenzeer
als de Regeering zelf.
Het is mij niet te doen om een controle uit te oefenen op het bestuur
van Oorlog. Dat is een geheel andere zaak. Het is mij er om te doen
dat er een college kome, dat voortdurend die quaest'es behandelt, en
ons dan op de hoogte houdt van wat wij moeten weten voor de verdedi
ging van het land en welke de beste methoden van verdediging zijn.
Om een voorbeeld te noemen: hoe moet de kustverdediging in verband
met onze marine zijn ingericht
De eene Minister van Marine zegt precies het omgekeerde van den
anderen, en wij worden wel elk jaar met geleerde betoogen verrijkt,
maar die kan geen enkel Kamerlid onthouden. Zoolang ik Kamerlid
ben, heb ik wel om de drie of vier jaar een nieuw denkbeeld op dat
gebied gehoord Wanneer wij daarentegen hebben een college, dat ons
eenigszins inlicht omtrent hetgeen wij weten moeten, een college, dat
voortdurend van raad en advies moet dienen en waarin de leden zitten,
niet als ambtenaren deel uitmakend van het Departement, zooals de heer
van Karnebeek bedoelt, maar als hoofdoficieren van het leger belast met
een speciale functie, alsmede burgers wordt het geheel iets anders.
Hier wensch ik even te antwoorden op hetgeen de geachte afgevaar
digde uit Arnhem, do heer Eland gezegd heeft, dat men, met zoo n com
missie zou moeten vreezen voor te groote uitgaven. Juist daarom zou ik
meenen, dat ook burgers in dat college moeten zitten, omdat dan die
zaak niet alleen uit een zuiver militair oogpunt, maar ook uit het
oogpunt van de belangen der burgerij beschouwd wordt.
Het is echter niet de bedoeling, dat deze Minister zoo maar dit college
in het leven zal roepen, dat ik noodig acht om ons te brengen uit het
moeras. Dit is dan ook niet een zaak om hier terloops te hespreken,
maar een quaestie van onderzoek voor den Minister, of hij aan dien
wensch kan voldoen door een wetsontwerp in te dienen. Wanneer hij
daartoe mogelijkheid ziet, kan later, als de zaak in de Kamer wordt voor
gedragen, ook een nadere bespreking volgen hoe dat college zal moeten
worden ingericht. Dit is een denkbeeld, dat ik de vrijheid heb genomen
meer dan eens in de Kamer te verdedigen, en daarmede meen ik den
eenigen weg te hebben aangegeven om ons te redden hetzij dan uit deu
doolhof, hetzij uit het moeras.
Machinegeweren of Wielrijders?
In verband met de vraag, gesteld aan het slot van dit artikel, voorko
mende in Afl. 2 blz. 175, kunnen wij mededeelen, dat bij wijze van proef
een sectie mitrailleurs is ingedeeld bij het 3de Eskadron te Weltevreden.