387 overgaan öf niet. Partijen weten dan na één, hoogstens twee jaar, waarmede ze af zijn. Het uitleenen van krachten, is voor de promotie van het betrokken wapen fnuikend, omdat de formatie wordt aangevuld en de uitgeleende elementen, t. g. t. terugkeerend, de markt overvoeren. Dit drukt uit sluitend in de subalterne rangen en verschuift den tijd, waarop de hoofd officiersrang verkregen kan worden, voortdurend. Ons inziens behoort, indien andere takken van dienst behoefte aan personeel hebben, alleen de vaste overgang bevorderd te worden. Wijziging; Bijlage B van het Schietvoorschrift der Infanterie. Daar ons geweer (volgens 10 wordt ingeschoten zoodanig, dat op 50 M. de verheffing is 9.4 cM., zoo behoort dus bij het vizier van 200 M. een dracht van 212 M. en in het algemeen behooren dus bij de vizieren van 2002000 M. drachten als opgegeven op bladzijde 160 van Nijland: „Het schot en de vuuruitwerking enz.". Daarom is het gewenscht ook de verheffingen van de bij die vizieren behoorende banen te kennen, waarom zij hieronder volgen 1). De wijze van berekenen, die gevolgd is, vindt men op bladzijde 132 van Nijland. N. 1) Zijn niet opgenomen, zie naschrift. (Red.) Naschrift van de Redactie. 't Is den samensteller(s) van het nieuwe Schietvoorschrift wèl bekend geweest, dat tabel B., bevattende de verheffingen in de baan van het geweer M. 95, feitelijk een zuiver theoretische tabel is. Een enkele blik in die tabel toch leert immers, dat bij de samenstelling is uitgegaan van de voorwaarde, dat ons vizier op alle afstanden een vizierschot geeft, aan welke voorwaarde thans, zoomin als voorheen (d.w.z. voordat men de geweren op 50 Meter ingeschoten heeft) wordt voldaan een eisch trouwens waaraan geen enkel geweerstelsel kan voldoen. In het leerboek van J. C. C. Nijland was dan ook een tabel (Bijlage J) opgenomen, waarin de verheffingen waren aangegeven rekening hou dende met de ware drachten, dus met de vizierhoeken, die in werkelijkheid op het geweer stonden. Een overzicht te geven van de lijdensgeschiedenis onzer vizierhoeken zou een geheele aflevering van dit tijdschrift vullen. Ik bepaal me er dan ook slechts toe in herinnering te brengen, dat in de jaren 1901 en 1902 de geweren opnieuw zijn ingeschoten, waarbij men tot grondslag heeft genomen de gegevens, voorkomende op blz. 160 van genoemd leer boek, dus den eisch heeft gesteld dat op 200 Meter met den vizierhoek van dien afstand een verheffing van 3 c.M. werd verkregen. De ver- eischte correctie werd verkregen door korrelwijziging. De thans bestaande eisch van 9,4 c.M. verheffing op 50 Meter in den baan van 200 Meter is daaruit theoretisch afgeleid Dit is ook het geval met de vizier hoeken voor de afstanden grooter dan 200 Meter voorkomende op blz. 160 kolom 6.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 409