Brieven uit het Moederland*
Het Blijvend Gedeelte.
Ja, waarover anders zou ik nu kunnen schrijven, dan over
het blijvend gedeelte, 't Zal bepaald jammer zijn voor onze „roode"
broeders, wanneer dit zoo dankbare onderwerp van de baan is
't ging zoo goed en zoo aardig; een ieder, die niet mee speelde
in het avontuur, en die, om zeer deugdelijke en niet te weerleggen
redenen het verkeerd vond om dat B. G. (blijvend gedeelte) zoo
maar, zonder meer naar huis te zenden, werd flinkweg beticht
van verzuurd conservatisme en klaar was Kees. Alsof eene
avontuurlijke maar-raak-doenerij ooit in dienst kan staan van
eene goeden vooruitgang en alsof het voorstaan eener vooruit
strevendheid, gepaard gaande met wijs en krachtig beleid en rijp
overleg, ooit gelijkgesteld mag worden met eene behoudzucht
welke tot rotting voert
De nieuwe minister van Oorlog heeft het wel ingezien. Zijn
eerste daad is het aan de volksvertegenwoordiging voorleggen
van een wetsontwerpje ten doel hebbende de sterkte van het
B. G. van 27 Maart tot 25 Juli 1908 (de 2e ploeg) wederom te
brengen op den ouden voet, d.w.z. zooals die in 1905 was.
264000 Gld. („rouwkoop" zegt de Nieuwe Crt.) wordt hiervoor
aangevraagd ten einde aan de manschappen, die zich vrijwillig
hiervoor opgeven, elk 120 Gld. premie te kunnen geven.
De memorie van toelichting, behoorende bij het wetsontwerp
(1907/08, No. 242) vermeldt o. m.„De aantallen manschappen"
van 1 Dec. '0727 Maart '08, 1973 man (le ploeg) en van
27 Maart—25 Juli '08, 1929 man (2e ploeg) en bovendien 888 man
3e ploeg slechts in bijzondere omstandigheden onder de wapenen
te roepen „die krachtens vermelde regeling (van den min. v.
Rappard, 12 Juli 1907) in de beide hiervoren genoemde tijd
vakken onder de wapenen zullen zijn, acht de Regeering te
gering om daarmede naar behooren in de bij art. 108 der mili-