476 wij in toenemende mate tusschen onze ondergeschikten onderling en tus- schen onze minderen en onszelf, banden van ongemeene gehechtheid hebben gelegd. Het vertrouwen, de achting en de wederzijdsche waardeering be reiken hier een hoog peil. En dit te constateeren is het meest verblijdende in onze bevelvoering. De compagnie is één groote familiewaarvan de leden nauw aan elkaar zijn verbonden en wij vinden daarin de waarborg voor de homo geniteit, die zij zal toonen, wanneer het uur slaat dat men staat moet kunnen maken op haar algeheele toewijding en vaderlandsliefde. (Journal des Sciences Militair es. Dec. 1907.) F. B. Onze Toevlucht. Tot voor korten tijd een onbekende, heeft de geldloterij er wel voor gezorgd, dat de naam in ieder geval nu een welbekende klank is ge worden. Doch de vereeniging verdient meer. Op 7 Juni 1904 noodigde de heer Bakhuizen van den Brink, Kesidant van Batavia, eenige inge zetenen uit om eene vereeniging in het leven te roepen voor werkver schaffing aan werkelooze Europeanen, die elders geene hulp of steun konden vinden. Dat denkbeeld heeft ingang gevonden en bij G. B. van 8 April 1905 no. 15, werd de vereeniging als rechtspersoon erkend. "We willen alleen art. 3 aanstippen, luidende „De Vereenig ng stelt zich ten aoel, middellijk of onmiddellijk, hulp te verleenen aan „Europeanen in Ned.-Indië, hetzij hier geboren, hetzij van elders afkomstig, die door „werkeloosheid tijdelijk in nood verkeeren. „De door de vereeniging geholpenen verbinden zich tot terugbetaling van hetgeen „voor hen door de vereeniging is uitgegeven." Het is niet ons doel de vereeniging in haar arbeid gedurende de af- geloopen jaren op den voet te volgen. Wie in dit mooie sociale werk belang stelt, kan voor f 1- 's maands lid worden en de jaarverslagen bestudeeren. Het was door een gesprek met den tegenwoordigen Di recteur, de Heer H. A. F. de Does (gep. maj. magazijnm. der artill.), over verschillende vraagstukken, die nauw met het streven van de ver eeniging samengaan, dat de aandacht gevestigd werd op een zeer be langrijk punt, namelijk het helpen van officieren, die tijdelijk in geldnood verkeeren. Wij allen weten, dat de officier in betaling op het lijstje der gouver nementsdienaren onderaan staat; dan komen de onderwijzers, dan de ambtenaren B. B., dan de Leeraren M. O. enz. Heel hoog staan bijv. de rechterlijke ambtenaren. We hebben hier alleen het oog op die ambtenaren, wier opleiding na de H. B. S. 3 j. c. nog 5 jaar of daaromtrent duurt, wat o. a. bij de onderwijzers niet het geval is. Doch ter zake. In de subalterne rangen wordt armoede geleden. Ook overbodig te vermelden, zult ge zeggen; volkomen juist, maar de ge volgen, als er geen uitzicht is op redding?

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 498