508 daan worden, en dat bij meer zorg van onze zijde van den Inlander (den mindere zoowel als het kader) véél meer te maken is dan het nu waard is, toch gelooven wij beslist nietdat van hem een even goed soldaat zou zijn te maken als van den Amboinees en Menadonees 5 daar voor is het verschil in volkskarakter enz. te groot. Yan zending verwachten wij voorshands nog geen heil in het belang der defensie Laat ieder gelooven, wat hem tevreden stemt, doch laat ons den Javaan geen overtuiging opdringen, die hem absoluut geheel vreemd moet zijn en die hij allicht als een nieuwe printah zou gaan aannemen. We zouden R. wel eens willen vragen in hoeverre het Christendom de zeden van den Amboinees verzacht heeft. Doch dit daargelaten, is voor een hooge gevechtswaarde een krachtig zelfbewust zijn noodig en voor eene intensieve verdediging een volk, een gemeen schap, en dat zijn de inwoners van Indië nog lang niet. Inlandsche Bevolking en ons Leger. Uit Koedoes schreef men aan het Soer. Handelsblad het volgende: Zaterdag den IIen April kwam hier aan eene sectie artillerie, waarbij waren ingedeeld twee kapiteins en twee luitenants. De militairen kwamen van Ambarawa via Demak, waar ze den nacht hadden doorgebracht, en waren om elf uur te Koedoes. De komst dezer landsverdedigers was voor Koedoes een heel evenement slechts zeer zelden ziet men hier militairen, zoodat ze steeds ook heel wat bekijks hebben. Toen een der paarden gedurende den grooten passerdag (die maar ééns in de week wordt gehouden) losbrak, en er onder de verkoopsters eene paniek ontstond, profiteerden eenige passerdieven van de schoone gelegenheid om de verkoopsters toe te roepen, dat de soldaten van plan waren 't desavolk neer te schieten. Het domme dessavolkje, dat nooit te voren met millitairen te maken heeft gehad, ja waaronder er velen waren, die ze zelfs nooit gezien hebben, lieten bij dit schrikwekkend bericht hun koopwaren in den steek, en vluchtten, rechts en links. In de consternatie verloor de één haar geldbuidel, de ander een slen- ^Lat was natuurlijk, wat de passerdieven beoogden; ze profiteerden er dadelijk van door zich het verlorene toe te eigenen en de verlaten koop- waren buit te maken. Het Nieuws van den Dag voor Ned.-Indië, dit bericht overnemende meende daaraan het volgende te moet toevoegen Is zij niet typisch, deze vrees van de Inlandsche bevolking voor de landsverdedigers", waarmede zij toch nooit te voren te maken heelt gehad. Wijst die vrees niet op een door alle lagen der Inlandsche maatschappij verbreide ongunstige reputatie van onze troepen? En dan zijn er zoo waar nog Indische praatvaars in Nederland, die spreken van een algemeene volkswapening der Inlanders, wanneer de nood mocht gaan dringen, om gezamenlijk met ons den B. Y. te lijf te gaan! Die praten van een „zij aan zij strijden" tegen den vreemden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 530