510
De Beoordeelmgfslijsten der Officieren.
De periode der conduiten is bijna weer voorbij; natuurlijk hebben eemge
schrijvers hun lieht over dit onderwerp doen schijnen.
Het is dit jaar de derde maal geweest, dat de beoordeelingslijsten
moesten worden ingevuld onder opvolging van de Algemeene Order
1905 no. 133, welke in meerdere opzichten afwijkt van de vroeBere
voorschriften. Hiervan zijn de voornaamste:
le. van 2de luitenants in 't algemeen en van onderluitenants worden
geen beoordeelingslijsten meer opgemaakt;
2e. worden bij de eigenschappen en hoedanigheden slechts uitersten
gesignaleerd en worden alleen bijzondere karakter-eigenschappen vermeld;
3e. over een beoordeeling, waarbij men „nog met geschikt voor
den hoogeren rang wordt aangemerkt, mag men geen bezwaarschntten
meer indienen;
4e wordt een officier „niet" geschikt voor den hoogeren rang ge
acht' dan moet de beoordeelaar een nota bij de beoordeeling voegen,
waarin hij toelicht, waarop zijn oordeel berust, en voorzoover het op be
paalde feiten steunt, met vermelding dier feiten.
Deze veranderingen een voor een aan eene grondige beschouwm0
onderwerpende, hoopt Miles Java Bode te hebben aangetoond,
le dat het weglaten van beoordeelingen van onderluitenants en
luitenants ten nadeele van den dienst en van de betrokken personen
ka2eZ1JIdat de gewilde kortheid in de beoordeeling veelal afbreuk doet
aan de juistheid en volledigheid van het oordeel;
3e. dat in 't belang der betrokken personen gewaakt moet worden
tegen misbruik maken van de invulling der geschiktheid voor den hoo-
seren rang met „Nog niet". 4.
4e. dat de nota, die bij niet geschikt achten voor bevordering, moet
worden overgelegd, slechts dan waarde heeft, indien goed, scherp omlijnde
feiten, waarop de minder gunstige meening berust, worden aangegeven
5e. dat het recht van reclame in zake conduitebeoordeelmgen thans
in hooge mate belemmerd wordt.
Omen in het Bat. Nieuwsblad heeft het meer in het bijzonder over
het recht van verdediging, hetwelk hij een wassen neus noemt en aan
felle critiek onderwerpt.
Hij zegt 0. m.
Indien een officier beoordeeld wordt met „ongeschikt voor bevordering
moet de chef-beoordeelaar in een nota aangeven, waarop die ongunstige
aanteekening berust, zoo mogelijk gesteund door feiten.
De ongunstig beoordeelde heeft in dat geval het recht een memorie
van rechtvaardiging in te dienen bij den chef.beoordeelaar, die naar
aanleiding van deze memorie zijn nadere toelichtingen opstelt en ver
volgens deze den overigen chefs op de hiërarchieke ladder toezendt
ter nadere beschouwingen en raad.
Dit noemt schrijver het cardinale punt, waarop elke poging tot recht
vaardiging kan en moet schipbreuk lijden, zoodra de mindere staat tegen
over een chef, die het met de waarheid niet zoo nauw neemt De
ongunstig beoordeelde krijgt die nadere beschouwingen nimmer onder de