Van Vreemde Legers. 'Zwitserland. Het Exercitie-Reglement voor de Zwitsersche Infanterie, van 31 December 1907 heeft in vergelijking met het reglement 1890/91 belangrijke vereenvoudigingen ondergaan. De ordening van de stot is ten deele veranderd. De tactische grondbeginselen van het vuur zyn van het schietvoorschrift overgenomen in het exercitiereglement. Het hoofdstuk voor het gevecht is geheel omgewerkt, terwijl ook de samen werking van de andere wapensoorten met de Inianteno er in het bij zonder in is behandeld. De inhoud is verdeeld in een inleiding en drie gedeelten, met de na volgende benamingen: 1. Africhting. 2. Gevecht. 3. Inspectie, defileeren en het afhalen van het vaandel De inleiding houdt eenige aanwijzingen in over het bij de afncnting te volden systeem. De instructie-officieren moeten aan net kader de recrutenschool leeren met het oog op hun aan de manschappen te geven onderricht en om hen geschikt te maken voor de aanvoering. Op het kader rust de rechtstreeksche africhting van den enkelen man en de onderhebbende afdeeling. In de herhalingscursussen is de gezamelijke africhting aan de troepencommandanten toevertrouwd. Ten (Tpzichte van de veel bestreden vraag, wat bij de militaire op voeding aan mechanische africhting noodig is, stelt het reglement zich op het standpunt, dat zonder een bescheiden mate van drillen niets te bereiken is. Het maakt onderscheid tusschen „drillen en „crewoon exerceeren" en stelt beide begrippen vast. Bij het drillen moet ogenblikkelijke, nauwkeurige en gelijkmatige uitvoering worden geeischt, waarbij alle krachten worden ingespannen. Het is een der voor naamste middelen om krijgstucht en samenwerking te verkrijgen en de somtijds verloren gegane orde, houding en vastheid te herstellen. Terwijl bij het drillen oogenblikkelijke en gelijkmatige uitvoering op den voorgrond wordt gesteld, is bij het exerceeren juistheid en bewege lijkheid de hoofdzaak. Dit geldt zoowel voor den enkelen soldaat als voor de opleiding van afdeelingen tot de grootste troependeelen toe. Het exerceeren geschiedt op commando's, teekens of bevelen. Het exer ceeren zoowel als de gevechtsoefeningen moeten zooveel mogelijk in het terrein gehouden worden. Als beste voorbereiding der aanvoerders voor den oorlog worden de oefeningen met twee partijen aangegeven. Een afzonderlijk hoofdstuk houdt zich bezig met de, aan de meerderen bij de africhting te stellen eischen, waarbij er in het bijzonder op gewezen wordt, dat de persoonlijkheid van den meerdere, door zijn optreden, zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 650