631
Engeland,
Opleiding en Oefening in het Engelsche Leger.
Het is gebruikelijk, dat de Engelsche generaals jaarlijks een over
zicht met beschouwingen geven van de oefeningen der onder hun be
velen staande troepen over het afgeloopen jaar, waaruit dus behalve de
tactische inzichten der Engelsche hoogere bevelvoerders ook blijkt de
graad van strijdvaardigheid van het Engelsche leger.
Het is daarom van belang de jaarkritiek van den bekenden generaal
Sir Yan Hamilton nader te beschouwen.
Betreffende de cavalerie doet hij bijzonder uitkomen, dat deze wat
betreft haar optreden in het gevecht, groote vorderingen gemaakt heeft.
In de afgeloopen jaren bleef de cavalerie, wanneer ze geen geschikte
gelegenheid tot den aanval had, meermalen als toeschouwer werkeloos
achteraf en liet de infanterie in kritieke oogenblikken zonder steun. Bij
de laatste manoeuvres daarentegen heeft zij begrepen van den afwisselen
den tactischen stand van zaken meer partij te kunnen trekken en nu
eens door den aanval, dan weer door het gevecht te voet mede te werken.
De veeljarige strijdvraag of op de huidige slagvelden de aanval te paard
voor het gevecht te voet moet plaats maken, kan dus beslist worden
in dien zin, dat beide vechtwijzen naastelkander zullen behouden blijven.
Minder gunstig laat hij zich uit over den ophelderings-dienst
dor cavalerie, die altijd nog te veel het gevecht zoekt en er te weinig
aan denkt, berichten aan den bevelhebber te zenden.
Ongetwijfeld is dat flink er op los gaan der cavalerie een geringere
fout, dan de in afgeloopen jaren gelaakte overmatige voorzichtigheid.
Door het beperkt manoeuvreterrein worden deze oefeningen zeer be
moeilijkt, daar toch van het begin der oefening de patrouilles op korten
afstand voeling met elkaar hebben. Toch is het optreden der patrouilles
verbeterd en was het zoo geliefde doch nuttelooze naj a gen van vijandelijke
patrouilles minder dan vroeger.
Wat de vaardigheid in het rijden aangaat, zijn er in Engeland
nog velen die gelooven dat zij het monopolie op de rijkunst bezitten,
maar de Engelsche cavalerie heeft in dit opzicht nog veel te leeren, waar
van een ieder, die het vasteland bezoekt, zich kan overtuigen.
Ook op artilleristisch gebied zijn groote vorderingen gemaakt nu
de artillerie volkomen vertrouwd is met het nieuwe geschut. Het
indirecte vuur, dat het meeste kans op succes belooft, moet echter
nog meer beoefend worden. Hiermede wordt echter geenszins bedoeld,
dat de artillerie alleen uit verdekte stellingen moet vuren. Is het b. v.
noodig om de infanterie te ondersteunen of doode hoeken vóór de in
fanterie te bestrijken, dan moet de artillerie, zonder op verliezen te
letten, de dekking opgeven.
Zeer energiek bestrijdt de generaal het open oprijden der artillerie,
wat nog veel bij oefeningen gezien wordt. De ervaringen uit den
Russisch-Japanschen oorlog hebben afdoend bewezen, dat zelfs een
ingegraven batterij onder het vijandelijk vuur haar vrijheid van
beweging verloren heeft en slechts bij het invallen der duisternis of na
de vijandelijke artillerie buiten gevecht gesteld te hebben, hare vrijheid
van beweging herkrijgt.
Een bewijs hiervoor levert in de eerste plaats de slag aan de Yalu,