646 dig ingericht dat de „Durchschnitt-Inlander" die dus geen meetinstru menten heeft leeren gebruiken, het zonder tijdroovende opleiding kan gebruiken. De talrijke offieieren-civiel-gezaghebbers in de Buitenbezittingen kun- kunnen er wellicht hun voordeel mede doen. Met behulp van eene teekening kan het instrument door een Inlandschen timmerman in elkaar worden gezet. Infandsche Officieren. In verband met bovenstaand hangend vraagstuk en al hetgeen daar over reeds geschreven is, vermelden wij hier nog, wat Boe ka in de Indische Gids van April '08 schrijft in het artikel „Naar aanleiding van het belangrijke boek van Dr. Kohlbrugge, 1)" „Wanneer de Javaan materialist is, moet het zijn van een bijzonder soort. Nimmer mag vergeten worden, dat hij aanzien verre stelt boven stoffelijk bezit. Elk najagen van rijkdommen is hem vreemd. Het groot aantal liefhebbers voor het hongerbaantje van magang illustreert zulks ten volle. Juist met dit stellen door den Javaan van aanzien, eer, enz. ver boven financieel voordeel moet rekening gehouden worden bij het opnemen van Inlanders in betrekkingen. Yoor betrekkingen, die uitsluitend door Inlanders bekleed worden, kan men een vrij laag traktement geven, maar, wanneer ook andere landaarden worden toegelaten, mogen die geen hooger traktement hebben. Het eenige zou zijn, dat voor een hooger traktement ook andere eischen gesteld worden, de Inlander kan zich in dat geval niet ten achter gezet achten. In verband met deze Inlandscbe opvatting, zal het opnemen van In landers in het officierscorps op teleurstelling uitloopen. Wenscht men den Javaan als troepenaanvoerder met meer zelfstandigheid dan een onderofficier, zoo moeten voor de Inlandscbe officieren afzonderlijke rangen met minder hooge eischen geschapen worden, in welk geval bezuiniging zeer wel mogelijk zal zijn. De Javaan is wel eenigszins egoïstisch, wat hij trouwens gemeen heeft met de leer van den grooten Oosterschen wijze, .den boeddha Gotama. Schijnbaar is het bekende onderling hulpbetoon met dit beweren in strijd, maar het helpen door den Javaan van een ander is hoofdzakelijk eigenbelang, want hij weet zeer goed ieder oogenblik op zijn beurt hulp te kunnen noodig hebben. Geene ethische drijfveeren zijn het dus, die hem daartoe bewegen, maar egoïstische. Wil men den Javaan derhalve mede laten werken aan zaken van algemeen belang, dan is zulks gemakkelijk te verkrijgen, wanneer hij slechts inziet, dat zijn eigenbelang dit vordert. Het nieuwe studiejaar van den cursus tot opleiding van Inlandsche officieren zal vermoedelijk met niet meer dan 4 leerlingen aanvangen. Er waren dit jaar in totaal 15 candidaten, waarvan 5 afgekeurd wer den, 5 zich tijdens het examen terugtrokken, 1 niet slaagde en 4 slaag- 1] „Blikken in het zieleleven van den Javaan en zijner overheersohers" Brill. Leiden. 1907.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 668