MILITAIRE CAUSERIE. Bkief van luitenant Wilvoort. Beste Makker In je laatsten brief vroeg je me, hoe 't mij hier beviel, of 't prettig dienen was, en ik kan je al dadelijk vertellen, dat ik 't met mijn Comp. Ct., kapitein Nieuwgeest, prachtig heb ge- troffen. Gij, mijn waarde collega schijnt in dit opzicht minder gelukkig te zijn geweest, indien althans, hetgeen ik betreffende je kapitein vernam, waarheid is. Je zult 't daarom misschien minder aardig vinden dat ik je een verhaal opdisch van de wijze, waarop bij onze compagnie gediend wordt; doch je kunt je dan een denkbeeld vormen van de prachtopvatting van mijn kapitein omtrent oefening en leiding. Je zult me misschien wel eens wat erg gedetailleerd vinden, maar dat moet je dan maar in den koop meenemen. Je weet, ik heb altijd veel met mijn baantje opgehad, maar ik merk nu, dat een Comp. Ct.'t voor een niet onbelangrijk deel in zijn hand heeft, om 't feu sacré van zijne officieren in lichte laaie te zetten, dan wel 't maar smeulende te houden, misschien bij een enkelen broeder te dooven. Of de dienst daarmee al dan niet gebaat is, hoeft allicht geen nader betoog; wij kunnen altijd wel onzen dienst zoodanig doen dat een niet bepaald naar foutjes zoekende chef geen redenen tot aanmerkingen vindt, maar als je er zoo met hart en ziel bij kunt zijn, zooals 't mij nu mogelijk is, jongen, dan lijkt dit dienstdoen op dat andere, als, nou, laten we zeggen, als de Tji-Liwoeng mèt en zonder bandjir! Maar laat 't uit zijn met dat gepraat in de ruimte en nu begonnen met 't begin.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 69