774
En zoo moet het ook werkelijk in een goed leger zijn! Geen
tegenspraak, critiek en opmerkingen, geen talmen en aarzelen,
maar gehoorzaamheid, dat is het ter zijde stellen van eigen wil.
Overste Hooyer gaf D het innig verband tusschen discipline en
gehoorzaamheid zoo juist aan, waar hij sprak van:
Maar dan is het ook duidelijk, dat een volmaakte gehoor
zaamheid eisch zij, een gehoorzaamheid, om nogmaals de woorden
van von Oertzen te bezigen, zonder critiek en opmerkingen,
talmen of aarzelen. Dus ook niet de beleidvolle gehoorzaamheid,
die in den jongsten tijd door sommigen in het leger wordt
voorgestaan en waarbij de mindere het bevel van den meerdere
heeft te toetsen aan eer, plicht en geweten, vóór hij er toe zal
overgaan, het bevolene uit te voeren. Zóó wordt den soldaat
critiek en aarzelen geleerd, zóó wordt hem wantrouwen in zijn
meerderen bijgebracht, terwijl vertrouwen noodzakelijk is en
met de gehoorzaamheid den hechtsten steun voor de discipline
vormt.
Het zal geen betoog behoeven, dat hiermede niet ook het op
eigen verantwoordelijkheid afwijken van gegeven bevelen bij
veranderde omstandigheden wordt afgekeurd. Maar dit initiatief,
dat bij den ongegradueerde en bij het lagere kader niet dan
bij hooge uitzondering noodig zal zijn, is ook heel iets anders
dan de geëischte gehoorzaamheid, die uit den aard der zaak
ongewijzigde omstandigheden vooropstelt.
Dus: geen beleidvolle gehoorzaamheid, althans niet in den
zin, zooals zij door de modernen gepredikt wordt, maar de
oude, onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, waarvan de grondslag-
is en zijn moet het vertrouwen, dat de mindere in zijn aan
voerders stelt en dat dezen wederkeerig in hun onderhebbenden
moeten kunnen stellen.
«meerdere is van vroeg tot laat, van het begin tot het einde van zijn mili-
«tairen diensttijd voor den soldaat norm en richtsnoer voor zijn handelen".
een vol en ruim begrip van discipline, zooals zij wezen moet,
«dat. is een begrip, waardoor gehoorzaamheid wordt tot een instinct, mach
tiger in werking dan dat tot behoud van het leven, waardoor de wil van
«één de wil wordt van duizenden, de spil, waarom de wondervolle machine
«wentelt, die wij leger noemen."
1) K. W. 1894/95.
ff