785 ren ridder der Militaire Willemsorde zijn, maar is het niet merkwaardig, typeerend zelfs, hoe weinige onderluitenants dat eeremetaal hebben? 1). Men raadplege het officiers boekje Men versta ons wel, wij gunnen de benoemden hunne be trekking gaarne, wij hebben indertijd in Indië een sergeant majoor bijna avond aan avond van 7 tot 9 in onze binnenga- lerij les gegeven tot voorbereiding van het examen, na ons vertrek nam een ander collega die taak over, en de man is er gekomen; maar waarom zijn tal van mannen, wier namen op de meest schitterende wijze verbonden zijn aan de geschiedenis van het korps Maréchaussée, het niet? 2). „Kriegsbereit" moet ons leger zijn, „kriegsmassig" ook de belooningen, zoowel in positie als in betaling v. S. 1) Dat weinig onderluitenants liet eeremetaal hebben, li^t aan wat anders. De op schuiving in den rang is traag en meni/ gedecoreerd onderolficier, uit den aard der zaak min of meer afgewerkt, ziet liever naar wat anders uit. K. 2) Het antwoord op de laatatgestelde vraag is niet moeilijk te geven en ligt reeds in een der vorige opmerkingen opgesloten. 1ste is het getal onderluitsnantsplaatsen beperkt; 2de wil riet iedereen het worden; 3de is er altijd vraag naar flinke onderofficieren, die genegen zijn in eene civiele be trekking over te gaan Overigens is eene uitbreiding van het stelsel van belooningen ook een der beginselen van het capitulantenstelsel, want in ruil voor zijne goede diensten geeft de Staat aan den capitulant gelegenheid om in eene andtre betrekking over te gaan. K.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 135