788
naar?, die inziet, dat hij metterdaad een fout heeft begaan, voor de
gevolgen waarvan hij aansprakelijk is, zal die aansprakelijkheid
aanvaarden, te eer daar hij door de wet er toe kan worden ge
dwongen, en er zich niet door allerlei drogredenen en valsche
voorstellingen aan trachten te onttrekken.
Zóó althans stel ik mij, uitzonderingen daargelaten, de amb
tenaren voor en zou ik het in dit opzicht niet aan het rechte
eind hebben, wat dan nog dient bewezen, dan ziet het er met
hunne moraliteit over 't algemeen niet te best uit en moet daar
in zoodra mogelijk verandering ten goede komen.
Maar ik wensch hier een krachtig protest te doen hooren
tegen de wijze waarop de Kamer en met haar de verificatie
in lagere instantiën dergelijke conflicten beslecht. Zij is hier
mede op den verkeerden weg, zij is harer onwaardig bovendien.
Heeft eenmaal een scherp omlijnde opvatting bij de Reken
kamer of het verificatie-bureau aan het D. v. O. post gevat,
dan is het tien tegen één, dat zij van die opvatting, hoe ook
met talent het tegendeel zou worden bepleit, voorshands is af
te brengen. Men ziet 't in sommige gevallen nog wel eens
gebeuren, maar veel later en dan schijnbaar motu proprio, wan
neer met nieuwe personen, nieuwe opvattingen binnentreden.
Het zou anders eens schade kunnen doen aan het dogma
der onfeilbaarheid in comptabiliteitszaken
En van dat dogma doordrongen, worden zelfs eenvoudige
vragen om inlichtingen ik spreek nog niet eens van „beden
kingen" en als gevolg daarvan het vragen om restitutie door
de Gew. Intendanten verscherpt overgebracht: die vragen moe
ten evenals de bedenkingen afdoende worden beantwoord.
Ordonnateurs haasten zich, plus royalistes que-le roi, als echte
sleurmenschen en zonder nadere overwegingen in ieder voorko
mend geval van tekort, voorloorAg de vergoeding aan comptabelen
op te leggen, schoon de wet dit alleen toelaat, indien door het
voorloopige karakter en het tijdige der handeling het landsbelang
wordt gebaat. Overigens berust die bevoegdheid bij de Alg.
Rekenkamer.
Ik kom ook met kracht op tegen zoodanigen ongeoorloofden
drang, die, gelet op de militaire hiërarchie, veel meer beteekenis
heeft, dan oogenschijnlijk lijkt.