789 Vraag daarbij niet hoeveel pennen en schrijfmachines door een enkele, soms naïve opmerking van Kamer of Dep. in beweging worden gebracht; hoeveel exemplaren van het voor hem zoo gewichtige, toegezonden, staatsstuk ten slotte de kwartiermeester heeft af te schrijven, opdat het evangelie van Batavia uit ver kondigd, in de onderscheiden bureaux kan worden vastgelegd. En zou een comptabele het desondanks ondernemen, steunende op zijn vermeend goed recht, tegen de verificatie in het krijt te treden, dan staat hij doorgaans alleen, doorgaans ook beschikt hij niet over voldoende debatershandigheden, die zelfs noodig schijnen bij het bepleiten van de meest rechtvaardige zaak. Dat het hem opgelegde schrijfwerk als gevolg dier correspon dentie daarbij onrustbarend toeneemt, neem ik als conditio sine qua non slechts terloops in bemerking. Maar het kweekt, dat ligt voor de hand, jabroers zonder eigen meening, zonder den moed althans die uit te spreken. Het verzamelen van „gegevens" is hier een manie gewordeni even sterk maar niet zoo onschuldig als het verzamelen van postzegels. Archief- en antecedenten-kennis treden zoodoende in de plaats van gezonde, zelfstandige studie, van logische op. vattingen en uitleggingen der C. W. en hare uitvoeringsvoor schriften. Want zoo ooit een belangrijke koloniale wet op een sobere parlementaire voorgeschiedenis wijzen kan, dan is het voorzeker de C. W. 1). Voorwaar, een niet te onderschatten voordeel. Meer nog dan anders het geval, zou voor hare toepassing in alle geledingen de vraag moeten luiden: welke uitlegging zou de wetgever, met de bijna een halve eeuw oude wet in de hand, zelf huldigen, gesteld dat hem daar naar werd gevraagd en hij omtrent de eischen van het oogenblik waarop eenig voorschrift betrekking heeft, geheel is ingelicht? Maar aan zoodanig toetsingsrecht, aan het zoeken naar har monie tusschen feit en wet 2), waardoor een wet medeleeft 1) Alleen over de vraag" aan wien het budgetrecht en over het naastingsrecht der overschotten, liepen in hoofdzaak zoowel de schriftelijke als de mondelinge debatten. Het eerste heeft reeds, het laatste verkrijgt spoedig, naar ik hoop, alleen historische waarde. 2) iVlen leze het interessante, doch wichtige artikel van prof Mr. W. v. d. \Jugt. „Tn den strijd om het recht" Gids 1889 blz. 361 e. v. Hieruit slechts eenige aanhalingen, onleend aan Plato: Republiek I.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 139