793 houdt, waarmede de Departementen ieder voor hun deel, reeds zijn belast. Het waken tegen vermenging van dienstjaren, tegen overschrijding van eenigen begrootingspost, en het toezicht op de overschrijving van sommen in het debet van het eene naar het credit van een ander Dept. (regulariseeren) kunnen een bij uitsluiting repressief, behoeven niet een medewerkend ka rakter te dragen. Want voor al de hierboven aangehaalde gevallen, draagt de C.W. en daarmede de instructie der A. R. nog de sporen van vroegere reactie; van reactie tegen de finantieele bokkesprongen van de Regeering onder Koning Willem I. De dagen, van de vrije beschikking, en welk eene beschikking! over de Indische baten door die Regeering, hare hardnekkige weigering ook maar in 't geringste mededeeling, laat staan verantwoording te doen van gevoerd beheer, ze lagen nog te versch in 't geheugen, toen men zich zette aan het ontwerpen der organieke en verdere uit voeringswetten, door de grondwetsherziening van '48 geboden. Ons parlementair stelsel heeft zich voldoende ontwikkeld, dan dat zooveel dubbele arbeid met een benauwend toezicht op het departementaal beheer, met eene onlogische verplaatsing van verantwoordelijkheid in het gevolg, thans nog voldoende reden van bestaan hebben zou. Volgens eene slotbepaling harer instructie heeft de A.R. ten allen tijde den G.G. zoodanige voordrachten en mededeelingen te doen als naar haar inzien kunnen leiden tot besparing van uitgaven en tot vereenvoudiging van het geldelijk beheer. Maar zij is door de ondoelmatige aanwending harer arbeids kracht de gepersonifieerde geldverspilling zelve; door haar ver plicht gepeuter tot in de details van elke geldelijke verantwoor ding, ook de kleinste, is zij de sterkste rem voor het aanbrengen van vereenvoudiging. Van haar gaan dan ook geen voorstellen daartoe uit. Integendeel, die der Departementen worden veel- maals onmogelijk gemaakt door haar vragen naar meer gegevens, meer staten, meer cijfers. Waardevolle, kostbare krachten worden hier ondoelmatig aangewend, gedoemd tot geestdoodend sleurwerk. Men meene niet, dat deze ontboezeming het gevolg zij van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 143