812
bestuursambtenaren. Ik geloof daar niets van. Een inlander uit de
hoogere standen heeft de ieder Europeesch ambtenaar in het oog vallende
eigenschap van zich zeer gemakkelijk te voegen naar een zeer hoogen
stap op de ambtelijke ladder. Het treft ieder hoe gemakkelijk een
inlander van goede afkomst zich beweegt in een nieuwe hoogere positie,
en van jongelieden die met zorg zijn gekozen en opgeleid en die in
geen ding afhankelijk zijn van de Europeesche bestuursambtenaren, mag,
naar mijn vaste overtuiging, verwacht worden dat zij hun standpunt als
rechter tegenover de Europeesche bestuursambtenaren consciëntieus en
vrijmoedig zullen handhaven.
Men zal in Indië moeten wennen aan de gedachte dat, naarmate de
geestelijke krachten die in de inlanders schuilen zich ontwikkelen en de
bevolking zich meer emancipeert, ook van de inlandsche ambtenaren uit
spraken kunnen uitgaan waarnaar ook een Europeesch bestuursambtenaar
zich heeft te schikken.
Men heeft ook aangevoerd de verhouding tot de regenten. Zal zoo'n
inlander, eenmaal gekomen tot het hoogste wat op het oogenblik in uit
zicht wordt gesteld, nl. indien de proef slaagt, hij het vertrouwen
blijkt waardig te zijn, zich vrij gevoelen tegenover de regenten?
Ik geloof dat ik in dit opzicht niet beter kan antwoorden dan met het
antwoord dat de Javaan van wien ik sprak, zelf daarop gegeven heeft.
Hij schrijft
„Als het Gouvernement eenmaal bepaald heeft op welke wijze de in
landsche landraadvoorzitters behandeld moeten worden, dan zullen de
regenten en andere inlandsche ambtenaren gaarne zich daarnaar ge
dragen. De meesten van hen hebben begrepen, dat het zelfvernedering
is om hun eigen landgenooten voor minder aan te zien. Er zullen niet
meer ambtelijke botsingen en bisbilles ontstaan dan nu bij de Europee
sche presidenten, waarschijnlijk minder. De regenten vinden het nu ook
niet aangenaam om als lid, dus als mindere van den president van een
landraad te zitten. Maar omdat zij daartoe last van hoogerhand krijgen,
schikken zij zich er in.
Dat secundeeren in dit rechtscollege doet bovendien hun aanzien in
het oog van den kleinen man zeer dalen. Daarom moet deze regeling
zoo spoedig mogelijk worden ingetrokken."
Wanneer van Regeeringswege de positie van de inlandsche landraad
voorzitters behoorlijk geregeld wordt, dan ben ik overtuigd, dat zich
niet één bezwaar zal voordoen in hun verhouding tot de regenten.
Het komt mij voor, dat bij de bespreking van deze aangelegenheid
door de pers wel een weinig te veel uit het oog verloren is dat tot op
zekere hoogte hetgeen wij hier gaan doen, hetgeen hier wordt voorgesteld,
het karakter draagt van een proef. De inlanders moeten een weg
afloopen, theoretisch en practisch, en daarna moet worden bepaald bij
keuze wie tot landraadsvoorzitter zullen kunnen worden benoemd.
Au staan wij hier tegenover twee groepen van menschen. Tegenover
personen als mr. Haase die zeggenhet oogenblik is nog niet gekomen
en tegenover anderen zooals dr. Snouck en den procureur-generaal en
mr. Koster, de meerderheid van den Raad van Indië. den vroegerenen
ook den tegenwoordigen directeur van justitie, den Gouverneur-Generaal
en den afgetreden Minister, die allen zeggenhet oogenblik is wel gekomen.