814
van ondervinding van Indische processen, die in hooger beroep voor den
Privy Council kwamen, te kennen „dat, wat onpartijdigheid, geleerdheid,
kunde, juistheid en algemeene bevredigende strekking der gevallen
vonnissen betreft, de vonnissen der inlandsche rechters even goed waren
als die van de Engelsche". En Strachey voegt hieraan toewat betreft
het karakter en de bekwaamheid der inlandsche rechters van de High
Courts en van de groote meerderheid van hen, die de ondergeschikte
burgerlijke colleges voorzitten, zal de waarheid dezer meening niet wor
den in twijfel getrokken."
Toen de vorige directeur van justitie, mr. Cohen Stuart, thans over
leden, 14 jaar geleden Britseh-Indië bezocht, ging de voorzitter van het
High Court te Calcutta met verlof en tot zijn tijdelijken plaatsvervanger
werd een inlander benoemd.
Waar de practijk uitspraak heeft gedaan in Britseh-Indië en de inlan
ders in onzen Archipel bij die bevolking niet achterstaan, meen ik ge
rechtigd te zijn te zeggen dat wij de proef met blijmoedigheid moeten ne
men, niet pessimistisch, maar optimistisch, en dat wij met blijden moed
het slagen van die proef mogen te gemoet zien.
Taalgidsen voor den Indischen Staatsdienaar.
Onder den titel: „De Oostersche Talen in het Leger" troffen we in
de Java-Bode van 17 Juli jl. een opstel aan van C. waarin het onder
werp „Taalkennis" weer eens aan de orde wordt gesteld. Veel nieuws
heeft de schrijver ons niet gebracht; we zouden gerust kunnen zeggen:
„alles schon da gewesen".
In de eerste plaats komen de zoogenaamde taai-examens onder het
mes. Het Maleisch, waarvoor vroeger betrekkelijk weinig liefhebbers
waren omdat de onderwijsinrichtingen te weinig zorg besteedden aan de
grondslagen, is tegenwoordig zeer in trek, zoodat de premiën verminderd zijn.
Vooral zij, die van de academie afkomstig zijn, hebben thans uitmuntend
onderwijs in het Maleisch genotenen wie dus daar ook eenig werk van
het vak gemaakt heeft, is in staat na eenige voortgezette studie het akte
examen te doen. Vandaar dat men nu onder de aspiranten steeds veel dei-
jongeren vindt.
Aan het practische nut van al die taalgeleerden twijfelt schrijver
sterk, omdat 7/s van het niet europeesche deel van ons leger, dat Maleisch
niet voldoende verstaat.
Een bewijs daarvoor is wel, dat wij kameraden, een of twee jaren 11a het
met succes afgelegde examen, moesten hooren zeggen dat het met hunne
taalkenis alweer treurig gesteld was 0111 de eenvoudige reden, dat het hen
in hun werkkring geheel en al aan gelegenheid ontbrak, om het geleerde
door veelvuldig spreken te onderhouden.
Dat van het examen-Maleisch ook door sommige autoriteiten weinig ver
wacht wordt voor den troep, blijkt wel uit den maatregel van den generaal
Christan, die in zijn wapen voor de officieren cursussen doet geven in het
Javaanseh, dat toch zooveel moeilijker nog is dan het hoog-Maleisch.
Dit laatste nu slaat op het voorgaande als tang op varken. Die Ja-
vaansche cursussen bedoelden eene aanvulling te worden op wat Breda
en Kampen te weinig gaven. Hoe goed ook gemeend, waren zij evenwel
van den aanvang af al ten doode opgeschreven omdat: