830
nisch gebied soms van de kudde-aanvoering hebben kunnen leeren. Het
Fransche infanteriereglement 1791 bestond uit een dik deel „tekst" en
een deel met 40 bijlagen, allen evoluties aangevende. Yolgens bijlage
13 maakt een peloton, dat om een vijver marcheeren wil, niet minder
dan 12 formatieveranderingen om de verschillende breedten van den
weg geheel te benutten. Zoo geschiedde toen in alle legers. De Fransehen
hielden zich in den oorlog zeer weinig aan de reglementaire vormen en ver
anderden daarin ook niets in de eerstvolgende tientallen jaren. De Fransche
colonnes, die toch met hunne marschen in dien tijd menig record verbe
terden, toonden weinig marschdiscipline volgens onze beginselen. Ook
de Japansche infanterie schijnt, naar hetgeen men hoort van den laatsten
oorlog, vrij bende- (kudde-) vormig gemarcheerd te hebben. Al voelden
nu de Japanners voor den vorm nauwelijks zooveel als men billijkheids
halve eischen kan, dan behoeft zulks nog geenszins tot voorbeeld te
strekken, maar toch geelt het te denken, dat de Japanners, die men
anders niet van geringschatting der vormen kan beschuldigen, in den
oorlog zoo weinig omslag maakten.
Hoe voortreffelijk waren de Japansche troepen niet, ofschoon zij toch
den vorm verwaarloosden. Hoe weinig heeft den Russen de zoo over
matig onderhouden discipline der gesloten orde gebaat. Een Pruisisch
officier, die aan de zijde der Russen den oorlog meemaakte, bemerkte
reeds bij de eerste gevechten dat de terugkeerende gewonden geregeld
door meerdere „hulpvaardigen" begeleid werden, terwijl een ander Prui
sisch officier, die aan de zijde der Japanners was, nergers een niet ge
wond achtergebleven Japanner zou gezien hebben.
De oefening der infanterie zou volgens het vorenstaande eenvoudiger
worden. Riet echter voor de aanvoerders. De technische stof zou wel
sterk verminderen, maar de taktische handelingen moeten toch ook in
kleinere verbanden degelijk beoefend worden, en meer tijd eischen dan
thans daarvoor beschikbaar is. Bovendien zou het schieten, zoowel
gevechts- als schoolschieten, gelegenheid te over bieden om den man
aan pjjnlijk nauwgezet werk te wennen en hem de gevolgen van achte
loosheid, zoo duidelijk als bij welke gelegenheid ook, voor oogeu te
houden. Men behoeft zich dan ook niet ongerust te maken dat het aan
stof voor oefening zal ontbreken.
Jahrb. deut. A. u. M. 437—190S.
T entransels.
Het artikeltje van den Heer Treffers in de voorgaande aflevering is
aanleiding geweest, dat ons van bevoegde zijde werd gewezen op de proe
ven, die in Atjeh buiten bemoeienis van het legerbestuur
nog op dat gebied genomen worden. Zooals luit. Treffers ook aanhaalt,
is het de luit. kol. Doorman, die na eene studie over dit vraagstuk
een tentransel ontwierp, die door den heer van den Belt in het Indisch
Militair Tijdschrift van 1906 No 7 werd beschreven.
Ten vorigen jare werden op particulier verzoek met dat systeem in Atjeh
proeven^ genomen: bij de maréchaussee door den luit. Watrin en bij de
Infanterie door den kapt. Scheepens.