850 Plato's denkbeeld van den modernen staat, dien hij verdeeld wenschte in drie standen: dien van de kenners der idee, de filosofen, paedagogen, enz., dien van de wachters en dien van de werkers, is nog altijd niet geheel doorgedrongen Dit laatste is voor rekening van liet Bat. Nieuwsbl en heeft met positieverbetering niets te maken. Men heeft een leger of men heefter geen. Maar als er een leger moet zijn, en dat is een kwestie van politiek, dan moeten de levende en denkende elementen daarvan ook betaald worden, en of nu de leermeester in het elementair onderwijs nuttiger is dan die in de weerbaarheid, kan niet in een enkelen regei worden uit gemaakt. Juist in den modernen staat zullen ze elkaar moeten aanvullen. Dit tusschen twee haakjes. Als het bericht van de Java-Bode juist is, krijgen we dus: na 4 jaar le verhooging 2 2e r< 3 3e T 3 4e bij aanstelling tot kapitein 5e verhooging na het doorworstelen van de eerste heltt 6e verhooging. De lijn is wel grillig. Was het nu zoo'n zonde geweest ten opzichte van de Holl.-officieren om na 3 jaren de le verhooging te geven tegelijk met den len luits. rang en het stelsel van verhooging voor opklimming in de ranglijst (jongste en oudste helften) ook los te laten voor den kapiteinsrang. Zeker, het zou meer gekost hebben, als de kapiteins ook 1 2 periodieke verhoogingen hadden gekregen, maar juist in Nederland is dat stelsel doorgezet tot den hoofdofficiersrang en dezelfde argumenten voor eene regelmatige opstijging der behoeften van het gezin, die daar golden, zijn hier ook van kracht. De invloed van een trage promotie wordt dan tevens minder gevoeld. Gegeven den langen duur, tot het behalen van den majoorsrang en die nog langer belooft te worden, was eene verhooging na 15 en een na 18 dienstjaren op het voorbeeld der Nederlandsche tractementsregeling te verwachten geweest. De Raad van Defensie. In de Militaire Gids van Juni geeft Th. eer e beschouwing over de rRaad van Defensie", voornamelijk over de wordingsgeschiedenis. We dachten bij het door'ezen onwillekeurig terug aan den tijd, toen we onder het gehoor van den Hr. Hoetink zaten, den bekwamen docent in de staathuishoudkunde en het staatsrecht, die over het beheer aan het De partement van Oorlog sprekende, met zoo'n fijn lachje kon zeggen, dat men daar een bijzondere manier had om met cijfers te werken. Zoo wees hij op een werk dat tot stand was gekomen, niettegenstaande op geen enkele begr oting een post daarvoor was uitgetrokken, wel een bewijs dat er op andere posten was overvraagd of dat de gelden niet voor de gevraagde bestemming waren benut. En zoo kunnen we ons levendig voorstellen hoe ten slotte de Volksvertegenwoordiging op middelen heeft gezonnen om klaarheid te krijgen toen het was gebleken, dat niette genstaande de hooge assurantiepremie, die jaarlijks voor de landsverde diging was betaald, gebleken was, dat bet met de weerbaarheid treurig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 200