855
dat slechts kort heeft geleefd, maar in een onbewaakt oogenblik een
heerschende strooming van breken met al het oude, als rversleten" en
„uit den tijd", heeft erkend en gewettigd. Tot men gelukkig spoedig
inzag, dat men banden ging ontknoopen, die met zooveel moeite gelegd
waren en die later onmogelijk weer zouden zijn aan te halen. En als
verzoenende bemiddelaar kwam de „Leidraad" van 1907. Reeds de wij
ziging van het meer bindendo woord „Voorschrift" in het zacht dringende
„Leidraad" duidt den geest aan.
Voor het Leger is de „nieuwe richting" dus het laatste voorschrift, al
staan er nog tal van opvattingen naast die er niets mede te maken hebben
en die we gerust kunnen rangschikken onder de vrome wenschen van
volks-mannen, die alle gezag en handelen op gezag uit den booze vinden
en meenen tot een leger te kunnen komen waarin de weerplicht uit
sluitend vervuld wordt uit vrijen wil krachtens overtuiging.
Vandaar dat over de „nieuwe richting" nog al een groot verschil van
gevoelen bestaat.
Wanneer dan ook de Java-bode schrijft:
Deze z. g. »nieuwe richting", een uitvloeisel vooral van de ondervindingen,
opgedaan in den zuid-afrikaanschen oorlog, eischt een opleiding, los van
schoolsclie vormen, gesloten exercitiën, enz., wil den soldaat in alles geen
gedrilde machine maar een zelf denkend en zelf handelend wezen doen zijn.
Hierdoor wordt toegelaten dat hij de, hem door zijn meerdere gegeven be
velen overweegt en critiseert. Doordien hij echter -niet voldoende" ont
wikkeld is, 0111 te begrijpen, dat blinde gehoorzaamheid dikwijls absoluut
noodzakelijk is, zal een verkeerd aangeleerd en begrepen initiatief er hem
toe leiden, die bevelen niet uitte voeren, zooals zij gegeven en geëischt moeten
worden. Een verslapping en ondermijning van de krijgstucht is daarvan
het onvermijdelijk gevolg.
daar toont de verslaggever een andere „nieuwe richting" te bedoelen,
dan de door ons aangegevene Het is hier niet de plaats om daarover
te redetwisten, genoeg zij het, dat de indruk van het oorschrift van
1905, van „je doe maar wat je wilt", nog is blijven hangen en dat het
plotseling overboord gooien van alle wetenschappelijke kennis, van alle
vormen enz. zoo is ingeslagen, zoo in overeenstemming was met de ons
van alle zijden bekruipende gemakzucht en het „laissez-aller", dat zij
nog nawerkt, niettegenstaande de „Leidraad" van 1907 op tal van pun
ten is teruggekomen, al staat het niet overal even stellig uitgedrukt.
En zoo heeft de Heer Thomson bij zijne rede tijdens de beraadslagingen
over de IXde Afdeeling der Indische Begrooting voor 1908 (zie ad. I van
dit Tijdschrift) met „nieuwe richting" het oog gehad op de theoriën
voor een volksleger, gebaseerd op eene goed verzorgde huis- en schoolop-
voediug
Het is eene verkeerde meening dat de „Leidraad" van 1907 een
minder strenge tucht zou eischen dan zelfs door de ultra-reactionnairen
wordt geëischt, alleen en dit is doodend voor dit voorschrift de
voorganger van 1905 heeft een slechte reputatie gevestigd en daar gaat
de opvolger onder gebukt.
Op eenigszins dezelfde wijze vergist het Nieuws van den Dag van
3 Juni zich, als het de onderwerpelijke voordracht noemt: Terug naar
het oude systeem
Bij allen wordt alleen gezien naar het zoogenaamde krijgstucht
exerceeren, dat in het voorschrift van 1905 speciaal wordt veroordeeld,
I. H. i'. 1908. 55