S60 staten goed doen af te wachten tot zij door de groote staten is verwezenlijkt. Que messieurs les assaillants commencent! Maar, afgezien hiervan, is het goed de jeugd op te voeden zonder het schrikbeeld oorlog en strijd voor oogen te houden Als we dat deden zouden we, meen ik, niet goed opvoeden. Het leven is nu eenmaal de heer Emants merkt het terecht op een aanhoudende strijd, een strijd op elk gebied en wie daarvoor niet berekend is zal in het leven moeten ondergaan. Eene goede opvoeding zal hebben te bestrijden te groote prikkelbaarheid maar indien ze niet weerbaarheid kweekt en niet lust en moed opwekt voor den strijd tegen onrecht, dan zullen lafheid en vrees zich nestelen in het gemoed der jongeren en alleen het onrecht zal daar baat bij vinden. En wat is de oorlog anders althans voor een kleine staat als de onze dan een strijd om het recht? Die strijd is een plicht. Men leze daarover Jhoring's werk Dor Kampf um's Recht", of althans de bespreking van dat werk door Prof. van Boneval Faure in >de Gids" van Mei 1871. Een moeder, die haar zoon wil opleiden voor eene goede en waardige plaats in het maatschappelijk leven, moet meer doen dan zijn deugd en zijn intellect ontwikkelenzij moet het leven nemende, zooals het nu eenmaal is en niet, zooals een idealist het zich wil droomen hem voor bereiden voor strijd en hem opvoeden tot in moreelen en physieken zin kraclitigen kampioen voor liet recht. Ook voorde rechten en de vrijheid van zijn vaderland. Want nog eens: de strijd voor liet recht is een plicht. Een individu, dat dien strijd uit den weg gaat en, uit zucht naar zelfbehoud, vreest zich te wijden aan, zoo noodig op te offereen voor, een groot algemeen belang, be reidt zich in zijn ellendig egoïsme eene ongelukkige toekomst. En dit geldt ook voor een volk. Om zijne plaats te behouden moet het strijden, of althans zicli gereed houden voor den strijd. Om te blijven be staan moet liet krachtig zijn. Volharding en moed leiden tot bloei. Lafheid en zelfzucht leiden tot on dergang. Een moedig volgehouden worsteling voor de vrijheid vindt haar belooning in de gevolgen. Ik herinner aan de woorden van Fruin in zijn beschrijving van het be leg van Leiden" (Verspreide Geschriften, Deel II, bladz. 490) „Het gewest (Holland), dat het meest ondergaan en liet meest weerstaan had, bloeide thans ook het overvloedigst. Bedrieg ik mij, of schuilt er in die schijnbare tegenstelling een wezenlijk verband, als van oorzaak en gevolg? De voorspoed en roem der 17e eeuw zijn in onze voorstelling onafscheidelijk van de volharding en den moed, in de 16e eeuw betoond. -Zijn zij het slechts in onze voorstelling of ook in de werkelijkheid Ik »voor mij twijfel niet." III. -Is er niet iets benepens in de gedachte ons vaderland, onze grenspa len, onze wetjes". Men zou, meen ik, evengoed kunnen vragen is er niet iets benepens in de gedachteonze moeder, onze familie, onze huiselijke gewoonten Er zullen misschien menschen zijn die dat wel zoo vinden en ik heb zelfs wel eens een poging gehoord om de juistheid er van te betoogen, maar ik kwam daarbij sterk onder den indruk van eene theoretische beschouwing, een zucht naar paradoxaal vernuft. Misschien is er in dien zin ook wel iets aan te voeren dat in theorie niet al te dwaas klinkt, doch het blijft, gelukkig, theorie. In de praktijk van het leven gevoelen, denken en handelen we anders en als liet er op aankomt, als onze moeder in gevaar is, als liet vaderland bedreigd wordt, dan blijkt de natuurlijke drang te machtig en bewijst hij de valschlieid der theorie. Naarmate de communicatie tussclien de volken gemakkelijker en de aanra king met elkander veelvuldiger wordt, zal men ook over en 't weer elkan der meer en beter waardeeren, eerder tot overeenstemming komen, meer voor elkander gevoelen, inschikkelijker voor elkander zijn. En zeker is er reeds een groot verschil op te merken met vroeger toen belangen meer eng plaat selijk werden opgevat, behartigd en verdedigd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 210