865 Alleen wil ik daarvan nog dit zeggen, dat de aanteekening „Heeft de voorbereidende schietoefeningen (tenonrechte zoo genoemd het juiste woord is oefeningen, omdat het niet alle schietoefeningen zijn) doorloopen tot b. v. 29 S.V" in strijd is met 37 S.Y. Wat de aanwijzing der schoten aangaat, daarin schijn ik niet goed begrepen te zijn. De plaats, waar het schot valt, is dikwijls onduidelijk waar te nemen, omdat de gegradueerde de schoten, die vlak onder den kop vallen (bij strookschijven), moet aanwijzen op de aanwijsschijf' met het zwart naar voren op een zwarte plek. Met het zwarte naar voren, omdat de scho ten in de strooksehijf in het wit vallen 140). Hij mag de plaatsen op de aanwijsschijf niet aanwijzen onder het zwart op die schijf, want dat is veel te ver beneden de plaats, waar geraakt is. Dat er een trillingshoek bij de Beaumontgeweren bestond, leeraarde men reeds voor 88, dus was niets nieuws, toen bij ons klein kaliber ge weren werden ingevoerd, maar dat de wapencontroleur de plekken aan de lade kan herkennen (zie daarvoor blz 601), dat moet zoo spoedig mogelijk bekend worden aan alle officieren van wapening, want deze sorteeren toch niet onder de rubriek: „onbevoegden, die aan het lief hebberen mochten gaan." Naar aanleiding van de vragen op blz. 602 onderaan, zoude ik andere willen stellen en wel: „Is het in een gevecht geen abnormale toestand als één man één op zichzelf staand doel tegenover zich heeft? En „Is het in het gevecht een abnormale toestand, dat twee tirailleurlinies een vuurgevecht aangaan"? Laat ons niet spitsvondig worden. Daar mede komen wij niet verder Laat een man zich oefenen om één enkel doel te treffen uitstekend maar laat dan ook, als hij treft, er onmiddellijk een ander doel zijn, dat hij onder vuur kan nemen; dat zal in het ge vecht de normale toestand zijn. L. heeft gelijk, de woorden: „die gelukkig bij de individueele oefe ningen niet meer voorkomen" zijn onjuist en, ongelukkig, aan mijn pen ontsnapt. Den nadruk had ik willen leggen op „op zichzelf staande" en mijn antwoord op de 1ste vraag van hlz 603 is dan ook: ja. Op de volgende vraag is mijn antwoord: „Niet het gewenschte succes, maar niet zoo'n groot nadeel als te hoog schieten en daarom vermeende ik, dat iemand, die door boffen een schijf raakt, waarop hij niet heeft gemikt, toch een treffer had. Mag deze voor de premie bijv. niet ge rekend worden? Ik vind, dat het hiermede staat net als bij het biljarten. Wanneer men het aantal bandjes van te voren moet annonceeren, och dan worden zooveel poedels gemaakt. Onder matadors worden wel eens andere bepalingen gemaakt, dat wordt dan van te voren afgesproken. Waarom het dan ook nu niet gedaan in het S. V. Tegen zoodanige bepaling bestaat niets, ofschoon de schutters van 52 nog geen matadors zijn en zoo'n boftreffer in werkelijkheid ook voorkomt. Anderen zeggen zelfs, dat het regel is, dat in het gevecht juist hij geraakt wordt, die niet als schijf wordt gebruikt. Maar nogmaals, het is mij goed zoo'n treffer niet te rekenen, als het maar vooruit bepaald wordt. Op de derde vraag is mijn antwoord „Ad c dat zou mogen, maar ad cl niet, want in 53 staat duidelijk onder ad d als doel: een der figuurschijven. Dat ik het met L. niet eens ben omtrent de meening, dat het al een

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 215