883 de critiek verlamt en de ziel vervult met bewondering en eerbied. Een enkel woord van een bemind chef kan de grootste waar de hebben. Een toespraak van een aanvoerder tot zijn troep behoeft uit een litterair oogpunt niet fraai te zijn en de toe spraken, die het meeste uitwerking hebben gehad, waren dat ook in den regel niet. Als wij later zulke aanspraken lezen, is 't ons dikwijls onbegrijpelijk, dat die woorden zulk een in vloed konden hebben, maar er moet bij gedacht worden, dat de troep, die werd toegesproken reeds in geestdriftige stemming was, dat elk woord in hun harten weerklonk, dat hij, die die woor den uitsprak, zijn leven ging wagen, even goed als de minste der toegesprokenen. En vooral ook dit laatste geeft de waarde aan zoo'n opwekking. Een redenaar in een volksvertegenwoor diging, die ver van het tooneel van den oorlog in keurige zin nen het beleid van den chef of het gedrag van den troep critiseert, behoeft zijn leven niet te wagen en zou er wellicht groot bezwaar tegen hebben. Demosthenes, die de Atheners over hun minder moedig ge drag in den oorlog in een scherpe rede had bespot, was, toen hij later zelf moest meetrekken ten strijde, een der eersten, die na den slag bij Cher on ea het hazenpad kozen; toen zijn kleed bij de haastige vlucht aan een doornstruik bleef haken, riep hij dezen toe: „Laat mij 't leven!" Evenals een woord, een uitroep, goed te pas gebracht, groote waarde in het gevecht kan hebben, heeft ook dikwijls de mu ziek een krachtigen stoot tot handelen gegeven. Op levendige wijze verhaalde overste Hooijer in zijn lezing in de Yer. t. Beoef. v. d. Krijgswetenschap (1894/95) daarvan een aardig voorbeeld „Een paar jaar geleden stonden drie onzer bataljons voor de „steile helling van den 100 voet hoogen Boekit Roembia, op „welken heuvel de Atjeher een sterke positie had bezet. „Niet alleen de officieren, maar ook de soldaten zagen met „ernst op bet gelaat tegen die hoogte op, en vroegen zich af „of zulk een machtige positie wel te veroveren zou zijn. „De generaal van Teyn, dat ziende en zijne Pappenheimers „kennende, deed de muziek spelen en toen klonk over de heete „vlakte, waarin onze bataljons tot aan den nek verzonken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 235