887 enkel neer op het strak en stram eischen van gehoorzaamheid en orde zonder meer, terwijl het aanwenden van de macht voortspruitende uit meerdere ontwikkeling en beschaving, mede brengt, dat de mindere ook wordt geleid tot gehoorzaamheid en orde. Bovendien hebbe men nog wel in acht te nemen, dat ook de uitkomsten van beide wijzen van doen niet dezelfde zijn. Het spreekt van zelf dat iemand, waarvan men iets eischt en die dus gedwongen wordt tot iets, met minder lust en ijver voor dat iets bezield zal zijn dan een ander, die niet gedwongen behoeft te worden, maar die vrijwillig tot het verrichten van dit iets overgaat. De juiste en volledige opvolging van een oi dei zal daarom beter verzekerd zijn wanneer die opvolging vrijwillig, dan wanneer zij gedwongen geschiedt. In het eerste geval kan men immers rekenen op de belangstelling en medewer king van de zijde van den mindere, in het tweede geval niet. Hieruit volgt dus dat een meerdere, die in het bezit is van een verstandelijk en moreel overwicht en dit overwicht goed en te rechter tijd weet aan te wenden, voor de gezagshand- having van méér waarde is dan iemand, die steeds tot eischen. zijn toevlucht nemen moet. M. a. w. de eerste meerdere zal het gezag hooger kunnen houden dan de laatste,, derhalve, beter aan een van zijne eerste plichten kunnen voldoen. De meerdere, die het gezag enkel hoog kan houden door de gehoorzaamheid en orde te eischen, staat eveneens lager in ontwikkeling en beschaving dan hij die ook met behulp van leiding te geven dat gezag bewaren kan. Il»mers. om in de militaire wereld gehoorzaamheid en orde te kunnen eischen, daarvoor heeft die meerdere slechts noodig een zichtbaar teeken op kraag of mouw welk distinctief te kennen geeft, dat het Reglement van Krijgstucht aan hem als drager het recht verleent tot eischen, en tevens, dat e mindere dit recht ten allen tijde en onder alle omstandigheden te eerbie digen heeft. Als hij maar in het bezit is van dit distinctief, dan wordt ver- c ei naai gaven van verstand en hart niet meer gevraagd en is zelfs de domste en immoreelste doorgaans wel in staat den plicht, om in het leger het gezag hoog te houden, voldoende na te komen. Geheel anders in het evenwel gesteld met hem die toont den mindere ook tot gehoorzaamheid en orde te kunnen leiden, want hij heeft daarvoor dien mindere eerbied in te boezemen voor zijne eigen betere gaven en krachten als militair en mensch moet dus intellectueel en moreel in elk geval hooger staan dan die mindere!

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 239