890
Uit kennis en voor het militaire doel geschikte karakter
trekken, of, in het algemeen gesproken, uit innerlijke eigen
schappen zal het overwicht derhalve moeten bestaan.
De onderwijsinrichtingen, die voor de opleiding van meerderen
dienen, zullen voor de meest geschikte kundigheden te zorgen
hebben.
Om met menschen te kunnen omgaan in den zin van die
menschen te kunnen leiden, moet men kennis van menschen
officier moet dit wel zéér beslist en in de eerste plaats kunnen worden ge-
zegel, omdat hij door zijne vroeger genoten opvoeding en opleiding, ten aan
zien van deze quaestie geacht moet worden het hoogste te staan. Het over
wicht moet bij hem zoo groot wezen, dat hij door te leiden niet alleen zijn
eigen gezag, maar ook nog dat van den korporaal en onderofficier hooger
opvoeren kan.
Onder overwicht heeft men hier te verstaan meerdere kennis, levens
wijsheid en ondervinding, benevens betere voor liet militaire doel geschikte
araktereigenschappen. Niet al deze zaken echter behoeven in een en den
zelfden persoon vereenigd te zijn, om hem het recht te geven zich als leider
op te werpen. Een jeugdige 2e luitenant of korporaal b. v. zal in levens
wijsheid en ondervinding doorgaans de mindere van zijne inferieuren zijn
maar alleen reeds op grond van zijne uitgebreider militaire kennis, mag liij
zich gerechtigd achten als leider op te treden. Niettemin zullen hier levens-
wijsheid, ondervinding en karaktereigenschappen, hooger waarde vertegen
woordigen dan die, alleen door kennis verkregen.
Nu is er echter wel voor kennis, doch betrekkelijk maar weinig voor de
aanwezigheid van andere innerlijke eigenschappen bij den meerdere vooraf
te zorgen. Levenswijsheid en ondervinding b. v. worden slechts in den
loop der jaren en te midden van het werkelijke leven het deel van hem, die
als meerdere zijn taak begint, terwijl in veel opzichten van alle andere in
nerlijke eigenschappen hetzelfde kan worden gezegd. In hoeverre deze eigen
schappen geboren worden en tot ontwikkeling komen zullen, is afhankelijk,
behalve van de persoonlijke eigenaardigheden en kenmerken van den be
trokkene (zijne individualiteit) van de vroegere opvoeding in school en ou
derlijk huis en de latere leiding in de militaire maatschappij ontvangen.
Vrij wel alleen op de aanwezigheid van meerdere kennis moet men dus
afgaan bij het beoordeelen, of iemand tot een goed meerdere opgroeien kan.
Natuurlijk, dat dit in de eerste plaats de zuiver militaire kennis wezen
moet, maar onmiddellijk daarnaast moet komen te staan de kennis, die het
meest zich eigent voor voedingsbodem, om de later gevorderde innerlijke
eigenschappen het best tot ontwikkeling te kunnen brengen. Getracht moet
worden meerderen te kweeken, die zich gaandeweg de kunst van leiden zoo
veel en zoo goed mogelijk eigen kunnen maken, welke kunst van leiden op
weinig anders neerkomt, dan dat die meerderen: met menschen moe
ten kunnen omgaan.