893 Echter, niet slechts moet men als meerdere zijn overwicht kunnen maai ook willen benuttigen, en ten aanzien hiervan staan tegenwoordig nog vrij groote hinderpalen in den weg. Wat hier van dit »kunnen« te zeggen zoude zijn, valt reeds af te leiden uit wat zooeven in liet midden werd gebraelit. Hoe meer men er voor zorgt dat elk meerdere bij zijne opleiding die kennis deelachtig wordt, welke het meest geschikt en noodig is om te kunnen leiden, en hoe meer elk meer dere er zich later bij de practijk van den dienst op toelegt zijne innerlijke eigenschappen aan te kweeken, hoe beter hij in staat zal wezen zijn hierop berustend overwicht te kunnen aanwenden. Zooals overigens bereids gezegd werd, zal een officier reeds nu voldoende tot dit »kunnen« in staat zijn, terwijl het mindere kader zeker ook voor het grootste deel daartoe spoedig geschikt te maken zoude zijn, indien de tegenwoordige kaderopleiding dit maar een weinig meer als maatstaf wilde aannemen bij de beoordeeling der geschiktheid voor elks graad. Natuurlijk, dat het totaal gemis van opvoedkundige kennis wel m de eerste plaats de oorzaak is, dat in de militaire wereld de noodzakelijk- eid nog niet genoeg erkend wordt om het overwicht te moeten benuttigen, en dat daar, waar het inzicht omtrent de noodzakelijkheid nog te veel ont breekt, ook de wil om het overwicht te gebruiken nog te wenschen overlaat. In de tweede plaats is het uit vooroordeel, dat men zijn overwicht niet aan het werk zetten wil. De oude theorie van het uitsluitend eisehen, die van het »buigen of barsten« dus, zit den meerderen en inzonderheid den ouderen - nog zóó in het bloed, dat zij het niet over zich kunnen ver rijgen, een anderen dan den tot nu toe bewandelden weg bij het hoog houden van het gezag in te slaan. De zoodanigen willen niet begrijpen, dat het militaire gezag door de meer ontwikkelende volksopvoeding op liooger voetstuk is komen te staan dan dit b. v. het geval was ten tijde van den 30 jarigen oorlog, en er derhalve thans ook meer zedelijke kracht door den meerdere moet worden aangewend, 0111 dat gezag tot het tegenwoordig ver- eischte gehalte op te voeren. In de derde plaats is het ook veel gemakzucht die aanleiding geeft tot onwil. Ontegenzeggelijk is het maar steeds eisehen, eenvoudiger dan het leiden, want bij het eisehen wordt de geheele zwaarte van den gehoorzaam- eidsplicht op de schouders van den mindere gelegd, en de meerdere heeft met anders dan toe te zien dat de last gedragen wordt; verder gereed te staan met de zweep in den vorm eener bestraffing, om tot inspanning aan e lijven. Hemzelven veroorzaakt dit geen of weinig moeite,geheel anders dan bij het leiden, als wanneer hij eerst zijn overwicht aan te wenden en dus zijne zedelijke krachten in te spannen heeft, ten einde den mindere het gehoorzamen gemakkelijker, aangenamer en meer mogelijk te maken. Ongetwijfeld zijn tegenwoordig de gemakzuchtig en de felste vijanden van een opvoedkundig hoog houden van het gezag en daarbij ook de gevaarlijkste, want zij kunnen zich thans nog zoo gemakkelijk verschuilen achter hen die ui onkunde of vooroordeel doch overigens ter goeder trouw, het leiden ach- terwege laten. En in de vierde en laatste plaats is vrees de oorzaak dat men zijn over wicht met aanwenden wil. Vrees n. 1. dat het gezag er onder lijden zal

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 245