894 Ook in het Indische leger moet de wil, om het overwicht aan te wenden, op den voorgrond staan. Het is een grove miskenning van de waarde die de Europeesche soldaat als mensch vertegenwoordigt wanneer men meent dat hij niet voor leiding vatbaar is en men bij hem maar steeds met eischen gereed moet staan. Zeker, al zijn de motieven waarom hij in dienst trad, niet altijd geschikt hem ten aanzien zijner menschenwaarde het volle vertrouwen te kunnen schenken, ter wille van het gezag heeft men nochthans te bedenken, dat juist zóó iemand in de eerste plaats leiding van noode heeft. Schromelijke on kunde op paedagogisch gebied kan slechts brengen tot de bewering als zou hij, die aan vroeger genoten opvoeding reeds te kort kwam, slechts te regeeren zijn door dwang en nog eens dwang. Zoo iemand zal immers te spoediger en te meer zijn wil tegenover dien van den meerdere stellen en uit den strijd die dan ontstaat zal het gezag maar al te dikwijls gehavend te voorschijn treden! Zelfs bij den inlandschen soldaat heeft de meerdere zijn over wicht aan te wenden. Tegenover den inlander moet hij echter bedenken, dat deze met zijn anderen godsdienst benevens andere zeden en gewoonten, het moreel overwicht naar andere eischen beoordeelt, wat tengevolge heeft, dat het moreel overwicht van een Europeaan, op inlanders veel minder invloed uitoefenen kan. Alleen een meerdere die de taal zijner minderen zéér goed kent, daarbij volkomen is ingeleefd in hunne zeden en gebruiken, zal met zijn moreel overwicht iets ten goede kunnen uitrichten. Over 't geheel genomen kan men echter wel zeggen dat de Europeesche superieur, alleen door zijn verstandelijk overwicht wanneer elk meerdere zich tot taak stelt, ook nog tot iets anders dan tot eischen over te gaan. Zóó doordrongen zijn zij van de waarheid dat het gezag steeds en onder alle omstandigheden onaangetast moet hlijven, dat zij daardoor elke poging vijandig gezind raken die beoogt, anders dan op strak ke en stramme wijze dat gezag te gaan beschermen. Voorzoover onkunde op opvoedkundig gebied geen oorzaak is van deze vrees,zijn de hierbedoelden nog betrekkelijk gemakkelijk te belceeren, als men hen maar gerust stelt met de verzekering dat het werkelijk een onafwijsbaren eisch blijven moet, dat het gezag door eene gewijzigde manier van doen niet mag worden aangerand. Zij hebben er alleen indachtig aan te zijn dat nog twee andere voorwaar den aan den meerdere moeten worden gesteld, voorwaarden die straks besproken zullen worden wil deze door zijn pogingen geen oorzaak wor den, dat het gezag er te een of te anderen tijd onder lijden zal.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 246