921
willen onderschrijven. Doch het was nieuw leven, een réveil der miltaire
wetenschap, die dreigde te versuffen en te verstikken. De reactie was
fel, doch de vooruitgang is gegaan over de personen van Bergansius,
Snijders, Prins, de geweldmaatregelen tegen de voornaamste medewerkers
en het bannen uit militaire leesgezelschappen hebben niet kunnen voor
komen dat de Militaire Gids in waarheid is geworden zooals de ondertitel
luidt: „een tijdschrift voor weermacht en natie".
Dit kon het alleen worden, doordat een deskundig burgerredacteur het
orgaan maakte tot een afspiegeling van het denken en voelen eener
intellectueel hoogstaande gemeenschap van officieren die voor zich
opeischten vrijheid van 't woord, vrijheid van gedachte, vrijheid van
twijfel aan het dogma onfeilbaarheid van het legerbestuur, vrijheid om
hun eigen, door ervaring en studie gerijpte ideeën tot opbouw van een
nationaal leger in practijk te brengen, alles binnen de grenzen hun ge
boden door den eed bij de indiensttreding afgelegdonderwerping aan de
krijgstucht.
Dit réveil moet in Indië nog komen, maar zeker is, dat het komen zal.
Enkele machthebbers zullen wel tegenspartelen, maar het zal hun niet
baten. Achter hen komen in dichte drommen de jongeren.
Aan dezen is de toekomst.
Aan hen is ook in handen gegeven of het duffe, bedompte Indisch
Militair Tijdschrift nog langer zal voortbestaan of niet. Nog eenigen
tijd kan het orgaan blijven voortsukkelen, dan zal het zijn natuurlijken
dood sterven en kan men zeggen„der Mohr hat seine Schuldigkeit ge-
than". De officieren die werkelijk wat aan hunne collega's en aan de
Natie te zeggen hebben, die beu zijn van „Strategische Barrières" e. d.
kunnen het proces verhaasten. Ook is mogelijk, dat de uitgevers het
voetspoor van de firma Bohn in Nederland volgen.
De heer Kooy kan dan gaanHij hebbe dan de eer, dat hij getracht
heeft, een ten doode gedoemd blad opnieuw leven in te blazen. Ik voor
spelde in den aanhef reeds, dat hem daartoe de krachten zullen ontbreken.
Hoe kan het anders bij iemand die zoo weinig de teekenen des tijds erkent,
dat hij stelselmatig buiten het tijdschrift houdt, juist die zaken, welke
den officier belang inboezemen en die bij een bespreking van den Bond
voor Amboineesche onderofficieren mistroostig wanhopend durft te zuchten
„"Wij vragen ons echter af: Waar moet dat heen!".
Alleen reeds met dien uitroep is de richting, die het tijdschrift gegeven
wordt en daarmede het tijdschrift zelve, geoordeeld en tegelijk veroordeeld.
Tommy Atkins.