Brieven uit het Moederland.
Nogf eens het Blijvend Gedeelte.
(Met Plaat 26).
Van bevriende zijde werd mij toegezonden een uitknipsel
uit de Java Bode", bevattende eene aankondiging, recensie or hoe
men het noemen wil van de Mei-aflevering van het Ind. Mil. Tijd
schrift 1908. Over mijn eersten „Brief uit het Moederland" lees ik:
„De heer V. uit Nederland schrijft een brief uit het moe
derland over 't blijvend gedeelte, 't zal hier weinigen interes
seeren, dunkt ons; bovendien erg eenzijdig behandeld en
niet heelemaal juist". Zie zoo! Dat is nu nog eens critiek;
waardig, goed gedocumenteerd en met kennis van zaken, zoo
als blijkt, neergeschreven. Of heb ik 't mis?
Voor de weinigen, die het toevallig interesseert echter, wil
ik toch nog even wijzen op een verkeerde opvatting in zake
deze voor ons land zoo belangrijk-geworden puzzle. De zoo even
genoemde „bevriende zijde" schreef mij o. m. „Wat het B. G.
betreft, had je gerust kunnen zeggen: de ware reden is, dat
de staat zich niet ontblooten wil van een machtsmiddel; zoo
denk ik er over". Dit nu is absoluut onjuist. Zeker, er zijn
menschen (v. Houten bijv.), die zóó denken en van democra
tische zijde is dit gretig aangevat als politiek strijdmiddel
de regeering vertrouwt 't volk niet en nu moeten ze soldaten
hebben om op dat volk te kunnen schieten! En zoo dikwijls
is dit herhaald, dat niet-deskundigen langzamerhand zijn gaan
gelooven, dat 't waar was, hoewel zij van de militair-deskun
digen (de eenzijdigen zal de mijnheer van de Java-Bode hen
noemen) steeds hebben kunnen vernemen, dat het B. G. noodig
was
le. voor uitvoering en dekking van de mobilisatie;
2e. voor de kadervorming.