923 3e. voor de oefening van den troep (recruten moeten anders op corvee). 4e voor ordeverstoringen. En zóó is het en niet anders en ai het andere behoort tot de ondeskundige, eenzijdige of politieke beschouwingen. Apodictisch Ja, dat kan weldit is wel eens noodig in een tijd dat zoovelen ons leger tot springplank voor hun politieke of democratische evolutiën hebben gekozen. De quaestie van het B. G. is voor ons leger een zeer be langrijke zaak geworden; vandaar dat ik er nog eens op te ruggekomen ben. Ten zeerste zou 't me dan ook verwonderen als onze Ned.-Indische kameraden hierin geen belang stelden. Het is een puzzle geworden die opgelost moet worden, die bijna niet is op te lossen, omdat de politiek zich ervan heeft mees ter gemaakt, en die de oplossing van het geheele legervraagstuk is gaan beheerschen. Ten sterkste blijkt dit uit het bij Kon. Boodschap van 6 Juni 1.1. bij de Tweede Kamer aanhangig ge maakte voorstel tot wijziging van de Militiewet, ten doel heb bende de opkomst der militie bij de onbereden korpsen (ook de zeemilitie) in twee ploegen mogelijk te maken. De Memorie van Toelichting (no. 297 van 1907/08) zegt: Bij aanneming der wetsvoordracht bestaat het voornemen, bij de infante rie de eerste-oefening en den dienst voor het blijvend gedeelte aldus te regelen. Elke halve lichting achtmaanders telt ongeveer 4000 man. De eerste halve lichting volbrengt hare eerste-oefening van 15 Maart tot 30 Nov. De man schappen dezer halve lichting zouden bij elk bataljon kunnen worden verdeeld over 2 compagnieën. De andere twee compagnieën van het bataljon zouden dan 31 Mei alle viermaanders en 30 September de tweede halve lich ting achtmaanders ontvangen. Elk jaar wisselt deze indeeling om; de twee compagnieën, die in het voorafgaande jaar de eerste helft der achtmaanders en geen viermaanders ontvingen, krijgen dan alle viermaanders en de tweede helft der achtmaandersen omgekeerd krijgen de twee compagnieën, die het vorig jaar de viermaanders en de najaarshelft der achtmaanders ontvingen, dan de voorjaarshelft der achtmaanders en geen viermaanders. Deze jaar- lijksche omwisseling verzekert aan de compagnieën eene gelijke sterkte en samenstelling, alsook eene gelijkmatige onderlinge verdeeling van zomer- en winterdiensten, terwijl de toewijzing van elke halve lichting telkens aan slechts twee compagnieën steeds aan elke deze compagnieën evenveel recru ten geeft als vroeger het geval was, zoodat in dit opzicht aan de voorwaarde voor eene deugdelijke compagniesopleiding geheel wordt voldaan. Intus- schen wordt voorbehouden, aangaande de indeeling van de halve lichtingen in de onderdeelen van het bataljon zoodanige wijziging te brengen als in het belang van eene goed geregelde oefening noodig zal blijken.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 275