933
Volgde men namelijk den binnenweg, dan moest er een
flankmarsch gemaakt worden langs en op geen 500 M. van den
G. Kendali Sada verwijderd.
Trok de Z. partij haar hoofdmacht daar samen en daartoe
had zij ruim den tijd, tijdig gewaarschuwd als zij werd door
haar observatieposten door middel van seinen dan was de
N. partij verplicht den tegenstander van dien heuvel te ver
drijven, alvorens verder te kunnen oprukken, en daartoe moest
zij breede sawah-vlakten overtrekken.
Ook had de commandant der Noordpartij moeten bedenken,
dat de hoogterug ten N. van Eandoe Koenting voor hem niet
zoo gevaarlijk was, omdat een vijand daar stelling genomen
gemakkelijk door het bedekte terrein in het Oosten omtrokken
kon worden, en was dan eenmaal die rug in het bezit van de
N. partij, dan vond zij daar uitstekende opstellingen voor haar
Artillerie op 2| a 3 K.M. van den volgenden zuidelijker
gelegen rug en van den G. Kendali Sada verwijderd.
Had de vijand dezen rug bezet, dan had hij in front bezig
gehouden en op den Oostelijken vleugel omtrokken kunnen
worden. Het eenige groote nadeel hierbij is, dat dan de vijand
teruggeslagen zou worden in de richting Bawen Ambarawa,
dus juist in die van zijn terugtochtsweg.
Alles te zamen genomen verkiezen wij den door ons geschet-
'sten opmarsch langs den grooten weg boven dien langs den
binnenweg, ook nog in verband met de omstandigheid, dat de
Z. partij ten N. W. van Ambarawa, bij Barang Goenoeng
een prachtige gelegenheid heeft zijn tegenstander een verder
oprukken te beletten.
Bovendien wist de N. partij niet, tot hoever de Z. partij was
doorgerukt en ook met het oog daarop lag een opmarsch langs
den grooten weg voor de hand.
Voordat we thans overgaan tot de bespreking va,r de maatre
gelen van den commandant der Zuidpartij, eerst de mededee-
ling, dat het marschbevel uitgegeven werd voordat het bericht
binnenkwam dat de N. partij Oengaran bereikt had. Be com
mandant kon dan ook moeilijk anders doen dan den volgenden
dag weder op marsch gaan.
Maar waarom om 4 uur v. m. afgemarcheerd?
I. M. T. 1908. 60