951 - moet de Artillerist de vechtwijze der Infanterie kennen, opdat hij uit de eerste kenteekens kan opmaken, waar de vijand zal verschijnen. Tegen eene zoo voorbereide Artillerie zullen de geringste fouten van den tegen stander hoogst verderfelijk zijn. De schrijver geeft vervolgens een schets van het moderne artillerie vuur, welks groote uitwerking te danken is aan de hoogere ballistische eigenschappen van het kanon, de betere inrichting van het geschut, de vermeerderde vuursnelheid en de verbeterde richtmethode. De voornaamste eigenschap van de moderne Artillerie is, dat zij, dank zij de grootere vuursnelheid in weinige seconden en met een gering aantal vuurmonden een uitwerking kan verkrijgen, die door het oude geschut slechts door een grooter aantal en in langereu tijd te verwachten was. Aan de materieele uitwerking gaat do moreele gepaard, die door den verrassenden indruk der eerste wordt teweeg gebracht. De door een aantal treffers getrof fen troep is voor een zekeren tijd buiten gevecht gesteld. Het is onmo gelijk, dat de afdeeling, waarover zulk een storm is losgebarsten, dadelijk weer te gebruiken is en de voorwaartsche beweging weer kan voortzetten; de projectielenregen heeft nog een beduidende moreele nawerking. Een niet door vijandelijke artillerie onder vuur genomen artillerieafdeeling kan dus in het open veld de beweging der vijandelijke infanterie geheel tot stilstand brengen. Tegen artillerie waarop men goed is ingeschoten bereikt men gelijke uitkomsten; eene zoo beschoten batterij kan tijdelijk buiten gevecht gerekend worden. Het materieel verlies is bij batterijen, voorzien Aan schilden, niet zoo groot; daarom kan die artillerie het vuur weer openen, wanneer de vijandelijke haar doel elders kiest Slechts bij uitzondering zal de artillerie langzaam vuren, n. 1. bij het inschieten op gewichtige punten in het terrein en tegen een doel dat men door het werkzaam vuur reeds afbreuk heeft gedaan maar dat men wil laten merken, dat het niet uit het oog wordt verloren. De groote werking van het artillerievuur heeft gedwongen tot het meest zorgvuldige gebruik van dekkingen en daardoor zijn de door haar vuur veroorzaakte verliezen verre beneden de verwachting gebleven van het groote publiek. Alleen echter kan zij geen groote uitwerking verkrijgen; eene beschieting, die niet gelijktijdig verbonden is aan eene daadwerkelijke bezigheid van de andere wapens blijft steeds zonder besliste uitwerking. Slechts wanneer de tegenstander door het voorwaarts gaan der infanterie des vijands gedwongen wordt zijne dekking te verlaten en van zijn wapen gebruik te maken, alleen dan valt ze in het bereik van het artillerievuur. De dikwijls ingenomen gedekte vuurstellingen veroorloven de artille rie zich door een ongezien veranderen van stelling te onttrekken aan de uitwerkking van het vijandelijk vuur; de zwakkere artillerie zal het vuur tijdelijk staken en een gunstiger oogenblik afwachten om het weder te ope nen. Men moet er daarom steeds rekening mede houden, dat de vijand het vuur weder opent en misschien wel uitnieuwe batterijen, die gedekt in stellingziju gebracht. Ten slotte kan de vijandelijke artillerie slechts door granaatvuur met schokbuis vernietigd worden, maar dit eischt een nauwkeurig inschieten en een groote hoeveelheid munitie. Het moderne artilleriegevecht verslindt toch eene enorme hoeveelheid munitie en daarom moet de artillerie wel de vraag overwegen of het te beschieten doel zulk een verspilling rechtvaardigt. Deze omstandig-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 303