956 - ren terug te keeren, terwijl pas een vervanger raag worden aangesteld, als de betrokkene werkelijk ontslagen is. Dat het gebrek aan officieren soms nijpend kan zijn, bleek o. a. eenige maanden geleden eens bij eene brigade oefening te Weltevreden, toen een der bataljons officieren moest leenen bij een ander en men het samen bracht tot één, hier en daar tot twee officieren per compagnie (met in begrip van den commandant). En toch was dat bataljon op papier voltallig. Dat het aantal garnizoenseommissiën niet gering is, moge uit het vol gende blijken (bij de berekening is als volgt te werk gegaan indien een kapitein en twee luitenants gedurende S dageu in een gerechtelijk onder zoek zitten, is daarvoor genomen dat 3 kapiteins en 6 luitenants gedu rende één dag in commissie waren) Voor het garnizoen Magelang waren alzoo gedurende 1907 een dag in commissie 311 kapiteins en 709 luitenants, dus ongeveer per dag 1 kapt en 2 luit. die aau hunne gewone diensten onttrokken zijn ge weest, op eene gemiddelde dagelijksche sterkte van 10 kapt. en 32 luits. en onderluits. Dit alles geldt alleen voor de Inf. Yoorts zijn in dat garnizoen van alle korp3- en bijna alle garnizoens diensten vrijgesteld de officier van wapening de fungd plaats, adjudant; de officier vau piket de auditeur militair; de officier belast met de aanbevolen militairen (voor een groot deel). Onder de commissiën zijn niet gerekend de 15 daagsche fourageeringeu. Het vorenstaande samenvattende zijn aldaar dus geregeld aan den dienst onttrokken 2 kapiteins en 5 a 6 luitenants en onderluitenants. We gelooven niet, dat er beter betoog is dan deze cijfers, om aan te toonen, dat onze formatie te eng is en dat de eenige uitweg om blijven de verbetering te geven ligt in eene uitbreiding. Wo hebben geene reserve, berekend op het °/Q officieren, dat gemiddeld niet in dienst is door overplaatsing, ziekte, verlof, detacheering e. d we hebben er zelfs geen statistiek van en toch zou die gemaakt kun nen worden als er nog oen bewijs noodig was voor de instelling van officiereu voor speciale diensten en voor het boven de formatie voeren van officieren vau wapening, auditeurs-militair enz. Zoo zou om bij Magelang te blijven aldaar eene formatieuitbreiding noodig zijn van 1—een oificier voor de wapening; 2—een officier voor plaatselijk adjudant; 3 een kapitein voor speciale diensten; 4—een luitenant v 5 een kapitein voor auditeur-militair; De No's 1 en 2 tevens commissarissen voor de cantine. Voor kleine garnizoenen tevens belast met geniedienst, brandspuitexerceeren, sterfboedels. Nemen verder zitting in alle commissiën, die een uitspruit sel zijn van de regelen van het materieel beheer, natuurlijk met vaklieden. Zij worden bij toerbeurt met de andere officieren benoemd

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 308