970 „■lat een heel belangrijk reglement is, niet werd vastgesteld alleen bij ministerieele beschikking." Hoe dan, wist hij nog niet, maar „in ieder geval, de vaststelling van het voorschrift moet niet meer uit sluitend bij den minister berusten, niet omdat ik mijzelf of mijn opvolger niet vertrouw, maar omdat de neiging bestaat telkens veranderingen in het voorschrift aan te brengen en dat acht ik zeer bedenkelijk." De Minister voegde daaraan eenige mededeelingen toe omtrent bepa lingen die hij in het nieuwe voorschrift zou laten opnemen. In de eerste plaats deze „dat, wanneer een officier een invulling van zijn beoordeelingslijst krijgt, in ongunstigen zin, die hij dus voor gezien moet teekenen en waarover hij een memorie van rechtvaardiging indient, die memorie van rechtvaardiging onderzocht zal worden door 3 of 4 officieren, geheel buiten de zaak staande. Die commissie moet omtrent dat onderzoek rapport uitbrengen aan den mi nister van Oorlog." De Minister meende dat deze hervorming de eenige weg zou zijn om te ontkomen aan het veelvuldig toezenden van reclames over beoordee- lingen aan de Tweede Kamer, en zeker zou dit een gunstig gevolg zijn van den maatregel, want voor de Kamer zoowel als voor den Minister is deze wijze van behandeling ondoenlijk. Maar bovendien zou de ver andering, naar wij meenen in den trant van het reeds vroeger door den heer Van Idsinga aanbevolen Engelsche voorbeeld, den officier betere waarborgen verschaffen voor een opzettelijk eu afdoend onderzoek van zijn bezwaren, dan de tegenwoordige wijze van behandeling hem biedt. De Minister ging voort „Ook is in het voorschrift, naar mijn gevoelen, een bepaling onmisbaar' een bepaling die helaas tot nu toe niet bestaat, maar welker onmisbaarheid mij dezer dagen weer is gebleken dat aan eiken officier, die in minder gunstigen zin beoordeeld wordt, een gelegaliseerd afschrift moet gegeven worden van die beoordeeling en dat niet meer volstaan wordt met het even doen lezen en daarna laten teekenen van de beoordeeling Tot deze punten zal, hopen en verwachten wij, de verbetering van het thans geldende stelsel niet beperkt blijven. Wij herinneren aan onze artikelen van 10 en 11 December, waarin aangedrongen werd op weg lating van het „Sehablonenbafte", van de opsomming van speciale pun ten ter beoordeeling, uit de lijst (in den geest van de wijziging door minister Staal aangebracht), mits de lijsten worden aangevuld met cij fers, in velschillende groepen ondergebracht, zooals reeds nu buiten de beoordeelingslijst om aan officieren worden toegekend wegens speciale oplrachten, oefeningen, detacheeringen enz. „Deze methode zoo schre ven wij waarbij de delinquent voor hetzelfde geval zelfs door verschil lende chefs van hoogcren en lageren rang kan worden beoordeeld, leent er zich o.i zeer goed toe om tot stelsel te worden verheven. Bij een zoodanig stelsel kan men bij het D. v. O. van elk officier een aantal cijfers en groepen van cijfers voor de verschillende onderdeelen van het militaire kennen en kunnen verkrijgen, die te zamen en in onderling verband een vrij juist beeld van den betrokkene kunnen geven." De geest der beoordeelingslijsten, zoo deden wij tevens opmerken, is nooit relateerend, altijd contemplatief geweestzij vermeldden veel te weinig resultatenveel te veel subjectieve meeningen over „eigenschap pen". En dit is een gevaarlijke methode. Reeds in 1902, bij de behan-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 322