- 978
niet dachten aan schulden maken, diezelfde onderofficieren beginnen in sterke
mate die ondeugd te vertoonen zoodra zij .hoofdcursiaan" zijn rewurden.
Bij hun regiment gewoon aan een eenvoudig burgerlijk leven, worden
zij bij hun komst aan den hoofdcursus op overstelpende wijze herinnerd
aan het eervolle van de officiers-positie en aan de verplichtingen, die
tegenover .de burgerij" als hoofdcursiaan in het openbaar op hen rus
ten. Daardoor gaan zij het soms onwillekeurig beschouwen of het er
voor alles op aan komt om naar buiten vooral toch maar een kranig
figuur te maken men kan dit en dat niet doen als hoofdcursiaan, men
behoort lid te worden van deze club en van die sociëteit enz., terwijl stelsel
en heerschende opvattingen beide beletten hier voor schijn te behoeden.
Eenigszins bitter merkt schrijver op, dat vele officieren, meer algemeen
vele officiers-gezinnen, ware financi°ele acrobaten zijn. Maar buiten moet
in het vergulde, glimmende uniform in de eerste plaats een goed figuur
gemaakt worden en daarvoor zijn in huiskamer en keuken goocheltoeren
noodig om het huishoudboekje sluitend te maken. Een toestand, die
soms tot omstreeks den 50-jarigen leeftijd voortduurt. Nu geven de op
vattingen aan den hoofdcursus wel eens den indruk alsof men ook in
dit, opzicht de aanstaande officieren wil opleiden, een opvatting, die
paedasogisch, zacht uitgedrukt, aanvechtbaar is.
Onder de bestaande omstandigheden moet een onderofficier van den
hoofdcursus, <üe geen toelage van huis geniet, die niet over meer dan
gewone persoon!ijke en finarcieele tact beschikt, bijna schulden maken
op poene van .af te stek n", ruit het geheel te vallen". Daar nu het
militair opvoedingsstelsel nog altijd niet als regel medebrengt, dat leer
meesters zich buiten de lesuren met hun leerlingen bemoeien, zeker niet,
dat deze bemoeienis van blijvenden invloed is op het gedrag in het
openbaar, en er evenmin sprake is van vertrouwelijk verkeer tusschen
leeraren en leerlingen (de kinderschoenen ontwassen], werkt de overigens
groote gestrengheid aan den hoofdcursus het euvel in de hand en vin
den woekeraars hun terrein geploegd en geëgd.
Als de onderofficieren door tactvolle leiding van hun officieren-leera-
ren niet tegen die wofkcraars en andere maatschappelijke gevaren be
veiligd worden, als hun invloed door vertrouwen tusschen leeraren en
(interne-) leerlingen niet verlamd worde, zullen de bedreigingen van den
minister van oorlog en de circulaire van Kampen's burgemeester slechts
uitwerken, dat het kwaad meer clandestien voortwoekert als zooveel
en zooveel jaar geleden.
Schrijver merkt daarna op, dat het niet alleen de plicht is van het
militair onderwijs, de sergeanten klaar te maken voor het officiers ex
amen, het moet hen ook ontwikkelen tot beschaafde maatschappij-men-
schen, met een juist begrip van die maatschappij, het behoort hen te
wapenen tegen gevaren, die daar dreigen, en vooral ook hen hun plaats
als officier in de tegenwoordige samenleving te doen begrijpen.
Hij eindigt daarom met de hoop uit te spreken, dat het opvoedings
stelsel eens grondig zal herzien worden en dat men zal gaan inzien,
dat vertrouwelke, belangstellende omgang tusschen meester en leerling,
tusschen officier en mindere, met gepaste vrijheid buiten dienst, tot het
voorkomen van bovengenoemde wandaden niet kan worden gemist, en
dat zulk een band de discipline eerder versterkt dan verslapt.