- 994 2e. dat de verhouding van het aantal plaatsen in eiken rang bij de wapens en diensten zeer uiteenloopt. Ter toelichting van ad 1 wordt kortheidshalve verwezen naar Bijlage C en de daarop gegeven toelichtingen. Daaruit blijkt, dat voor de infanterie, als alle omstandigheden dezelfde blijven, eerst na 1914 een betere tijd kan gaan aanbreken. Alleen door een grooter verliescijfer, dus wanneer belangrijk meer dan 51 58 officieren 's jaars uit de sterkte worden af gevoerd, zal de toestand eerder verbeteren. Op welke wijze dit verlies is te bevorderen zonder den lande tot extra uitgaven te noodzaken, zal hieronder nader worden uiteengezet. Ten bewijze van de 2e stelling wordt verwezen naar de Bijlagen A en D en de daarin gegeven toelichtingen. Uit Bijlage A blijkt: dat het aantal kolonels bij de verschillende wapens en dien sten, voor een oogenblik buiten beschouwing gelaten de verhouding van het aantal hoofdofficieren tot subalterne officieren, bij de Infanterie van Nederlandsch-Indië verreweg de slechtste is. dat de verhoudingsgewijze ruimere formatie aan hoofd officieren bij de Infanterie van het NederlandsChe Leger, den diensttijd in de rangen belangrijk heeft verkort, niettegenstaande daar nog tal van gepasseerde officieren blijven doordienen om hun volle pensioen te behalen. c. dat om die reden in Bijlage D, de tegenwoordige formatie, vermeerderd met een gemiddeld cijfer voor buitenlandsch verlof en gedetacheerd naar Nederland, is vergeleken met de Ne- derlandsche formatie (teruggebracht tot hetzelfde aantal officieren). Merkwaardig mag daarbij wel genoemd worden, dat voor een nagenoeg evengroot aantal kapiteins en luitenants, daar 5 majoors en luitenant-kolonels en 4 kolonels meer zijn uitgetrokken. Het is niet wiskunstig te berekenen met hoeveel tijd de promotie tot hoofd-officier zal bespoedigd worden, indien het aantal plaatsen bijvoorbeeld met 1/10 zal worden uitgebreid. Daarvoor zijn de winst en verliescyfers te grillig, tengevolge van wijzigingen in de formatie en de omstandigheid, dat eenige betrekkingen in het leger, zooals het Legercommando, Civiel en Militair Gouverneurschap, hoofdofficiersplaatsen bij den genera- len staf en brigadecommandanten voor alle wapens openstaan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 346