997 toegeschreven aan natuurlijk verlies door overlijden of pension- neering wegens ongeschiktheid en voor een nu nog klein deel, aan het overgaan in eene andere betrekking. Van 1890 t/m. 1907 zijn bevorderd tot kapitein 703 luitenants of gemiddeld 39. Van 1897 t/m. 1901 zijn er evenwel slechts gemiddeld 32 bevorderd en van 1902 t/m. 1907 gemiddel 34, waaruit een merk bare achteruitgang al blijkt. Nu geeft, uitgaande van het ge middelde aanvullingscijfer 53.5 en de kapiteinscoefficient 65, dit reeds een factor 34.8. Er was in de laatste 11 jaren gemiddeld slechts een behoefte, aan 33 kapiteins, waarvoor dus of de aanvulling öf de kapi teinscoefficient te hoog is. Hierin is al verbetering te verwachten, wanneer de bevorde ring tot hoofd-officier verbetert, zoodat op deze aangelegenheid niet afzonderlijk zal worden teruggekomen. Waren bovenstaande beschouwingen gewijd aan het bevor- deringsvraagstuk voor elk wapen op zich zelf, in bijlage A, is reeds in gioote lijnen de wanverhouding aangegeven tusschen de wapens onderling, die in de eerste plaats wordt in de hand gewerkt, door de zoo uiteenloopende verhoudingen van het aantal officieren in de verschillende rangen van de tactische wapens en den dienst der militaire administratie. Dat de infanterie verreweg de ongunstigste cijfers heeft, bewijzen de getallen, opgemaakt volgens het officiersboekje van 1908, waarbij dus zijn gerekend alle officieren van het wapen, in welke betrekking ook. Alleen moet in de eerste plaats bui ten beschouwing blijven de chef van den topografischen dienst, omdat deze betrekking alleen den hoofdofficiersrang eischt, en zoowel door een majoor, luitenant-kolonel als kolonel kan worden ingenomen. Alle hoofdofficieren tezamen tellende, zijn dus bij de genie 13 hoofdofficieren op 30 kapiteins, bij de artillerie 17 op 48, bij de infanterie 56 op 224. Was de verhouding bij infanterie en artillerie gelijk, dan zouden volgens den maatstaf van de artillerie, bij de infanterie 79 hoofdofficieren moeten zijn. Geheel gelijk behoeft de ver houding niet te zijn, omdat het verliesprocent bij de artillerie geringer zal zijn, eerstens omdat zij zelden te velde gaat en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 349