1026 partij, luidende„heeft in opdracht op te rukken naar Soera- karta ten einde op den 20en Augustus in den ochtend aan den aanval op die plaats deel te nemen", werd de aanvankelijk zoo eenvoudige kwestie weer hoogst ingewikkeld. Als commandant der Noordpartij zouden wij dadelijk de opmerking maken: „er schijnt dus ergens anders nog een deel van het Noorderleger te ageeren, maar waar" Verder dringt zich de vraag op„hoe kan de commandant van het Noorderleger reeds den 16en Aug. nauwkeurig bepalen, wat er den 20en d. a. v. zal gebeuren"? In elk geval moet de Leider een denkbeeld in zijn hoofd ge had hebben omtrent het ageeren van twee afdeelingen van het Noorderleger. Hij is echter verplicht den commandant der Noord partij daarmede in wetenschap te stellen, en voor zoover noodig ook dien der Zuidpartij. Toch schijnt eerstgenoemde den Leider daaromtrent niets gevraagd te hebben, want anders hadden wij hoogstwaarschijnlijk wel het een en ander daaromtrent gehoord, want een kwestie van zoo'n groot belang dient ook een korps commandant te weten. Wij hadden de Noordpartij dan ook alleen de opdracht gege ven voorloopig met kracht door te dringen tot de hoofdplaats Soerakarta en hadden wij andere legerafdeelingen buiten be schouwing gelaten. Het is toch zeer goed mogelijk dat in een zeker stadium van den oorlog onze en 's vijands hoofdmacht in gevecht gewikkeld zijn in Oost- of West- Java en dat de vijand een brigade op de Noordkust van Midden- Java werpt met opdracht naar Soerakarta op te rukken. Zullen wij deze dan niet onze beschikbare troepen tegemoet zenden en krijgen wij daardoor dan niet het eenvoudige geval als hiervoren om schreven Omtrent de „Bijzondere toestand en opdracht" bij beide par tijen nog het volgende. Waarom zijn den partijcommandan ten niet de nummers hunner onderhebbende bataljons enz., medegedeeld. De aanhef had o. i. moeten luiden De Noordpartij, sterk: De Zuidpartij, sterk: Inf I, VI, Vi V (VI 3/4 VI Inf. II, VII (VII V. VII 74 VIII). VIII).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 382