1037
Nadat dit bevel was bekend gemaakt ging de partijcomman
dant den linkervleugel der stelling verkennen en werd de
bij de reserve ingedeelde 1/2 batt. Art. in stelling gebracht bij
den N. rand van kg. Tetep en als dekking een sectie Inf. van
2 II aangewezen. Vervolgens werden de artilleriestellingen
door seinposten verbonden.
Slaan we een blik op de kaart, dan zien wij dat de rechter
vleugel der stelling aangeleund is aan 700 M. breede sa-
wahvlakten en bovendien het omliggende terrein domineert;
tegenover het front liggen op 300 a 500 M. de voor den ver
dediger gevaarlijke kampongs Djoerang Goenting, Ngemplak en
Pendem, welk kampongs door ravijntjes gemakkelijk gedekt
bereikt kunnen worden door den aanvallerop den linkervleugel
kan eene omtrekking over Randoe Ares en Promasan den ver
dediger tot den terugtocht noodzaken, doch de van Zuid naar
Noord loopende diep ingesneden ravijnen maken het oprukken
van West naar Oost voor den aanvaller bezwaarlijk en geven
den verdediger gelegenheid zijn tegenstander bij de omtrekking
aanzienlijk op te houden, waardoor zijn hoofdmacht tijd gegeven
wordt tot een ordelijken terugtocht.
Bij het bezetten van de stelling Tingkir Isep Isep Tetep
had dan ook o. i. de meeste aandacht gewijd moeten worden
aan het front en aan den linkervleugel en dus de algemeene
reserve achter de linkerhelft van de stelling geplaatst moeten
worden, bijv. te Pasar Djebongan en niet zooals geschied is
twee compagnieën in den Z. O. hoek van Tingkir dus juist
bij den minst bedreigden vleugel en een compagnie in
den N. rand van Djebongan (daar stond deze in de werke
lijkheid).
Verder hadden wij de stelling in twee vakken verdeeld, het
oostelijke zich uitstrekkende van O. rand kg. Tingkir tot aan
de hoogte 300 M. ten O. van O. rand kg. Isep-Isep, het wes
telijke van en met die hoogte tot aan den W.-rand van kg-
Tetep. Eerstgenoemd vak te verdedigen door één comp. Inf.,
het laatstgenoemde door twee compagnieën.
Door het zich bevinden van rijen hooge boomen aan weers
zijden van den hoofdweg is het uitzicht niet zoo mooi als de
I. M. T. 1908. 67