1069 wijl hij nooit meer dan een effectieve sectie heeft gecommandeerd en hij zal dan moeten gaan leeren, hetgeen hij reeds lang moest kennen. Intusschen gaat de manoeuvre zonder oponthoud voort. Er wordt gehaast, dorpen worden in een oogopslag genomen, met gesloten colonnes wordt ten aanval opgerukt tegen bezette terreinhellingen langs de wegen en de enkele paden, die men in der haast ontdekt. Ravijnen worden overgetrokkenvlugger, steeds vlugger Met troep jes van tien man haast men zich vooruit en ze vertellen ons, dat dat een compagnie voorstelt. Dertig man verdedigen een uitgestrekte hin dernis. Vijftig man doen een aanval op een boerenhoeve, al voorgevende, dat ze een bataljon voorstellen. De manschappen hebben ieder 4 houders met losse patronen. En daarmede vermaken ze zich ten minste nog Ze schieten met wellust en met woede De troepjes van een belachelijke sterkte, door boren elkander a bout portant. Maar niemand sneeft en een uur lang onder houdt een compagnie, met vieren op den weg opgesteld, een prachtige schijf—een levendig vuur op een hezet dorp op vijftig pas afstand, zonder dat ze van wijken weeteen défilé wordt door zes man bewaakt, die zich heldhaftig nestelen in den doorgang en een onrustig majoor wordt gedwongen met zijn heele bataljon de zes helden terug te werpen. Belachelijke on waarschijnlpkheden, die in den geest niets anders achter laten dan gevaarlijken twijfel, bedriegelijke denkbeelden en verwarde begrippen. ledereen weet natuurlijk heel goed, dat in de werkelijkheid men gind- schen boschrand, dat zadel boven die bebouwde terreinplooi zou bezet hebben, schietgaten zou gemaakt hebben in gindschen muur, dat dorp in staat van verdediging zou hebben gebracht, die sloot zou hebben uitge graven en gindschen doorgang gebarricadeerd Zij weten na tuurlijk dat ze in werkelijkheid tienmaal zoo sterk zullen zijn en de afstand waarop zij schieten tienmaal zoo groot. Maar al weten ze het, ze zien het niet. Het beeld, waarvan ze steeds den indruk zullen bewaren heeft hen op valsche wijze de nabootsing van den oorlog getoond en wanneer die dag eenmaal komt zullen ze niet weten te beoordeelen of ze reeds te dicht bij zijn of nog te ver af, of ze genoeg gedekt en voldoende verspreid zijn, of de opmarsch goed is en de formatie die, welke het meest doelmatig is. Hoe zouden ze het ook weten, ze hebben het nooit beoefend. Heen, de oorlog moet niets anders zijn dan een zuivere toepassing, een herhaling zelfs van hetgeen men altijd heeft geleerd en gedaan. Op het slagveld is het te laat om te leeren en te onderwijzen. Men doet alleen dan alles goed, wanneer men het altijd gedaan heeft En 's avonds keert men terug in de kazernes, vermoeid en landerig met het vooruitzicht op een tweeden dag, gelijk aan den voorgaande. En wanneer men zijn verwondering uitspreekt, dat in den voorzomer, wanneer de oogst op het veld staat dergelijke manoeuvres worden ge houden, dan krijgt men het korte doch afdoende antwoord „De gelden zijn toegestaan voor de garnizoensmanoeuvres". „Maar ze zijn onvoldoende?!" „Dat komt er niet op aan, maar ze moeten op". Journal de Sciences Militaires. I. M. T. 1908. ,;q

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 425