MEDEDEELIN GEN.
Aan de Redactie.
Antwoord aan den redacteur van het
Indisch Militair Tijdschrift.
Met onverdeeld genoegen heb ik uw Open Brief ontvangen.
Het gebeurt zoo zelden, vooral in Indië, dat men bij verschil van
meening, de zaak, waar het om gaat, in het oog blijft houden, dat men
niet vervalt in bijzaken, in persoonlijke aanvalletjes, in insinuaties en
beleedigingen, dat het werkelijk aangenaam aandoet uw zakelijk geschre
ven Open Brief te lezen en te herlezen.
Ik sprak hier boven van verschil van meening, ik merk echter aan
stonds op, dat ik mij niet geheel juist uitdruk, want heb ik u goed be
grepen, dan is u het volkomen met mij eens, dat het in principe beter
warel een burger te plaatsen aan het hoofd van het Indisch^Mili
tair Tijdschrift dan een militair. U zegt zelf, dat er bij de re
dactie-wisseling in het vorige jaar „in allen ernst gezocht is naar een
burger-redacteur", hieruit maak ik op, dat ook de uitgevers staan op
het door mij ingenomen standpunt.
Tot zoover de hoofdzaak, waar het om ging; ik wil echter niet nala
ten op een paar mijner motieven, zij het ook kort, nader terug te ko
men. In mijn artikel in de Nieuwe Soerabaia Courant van
4 Aug. j.l. sprak ik de meening uit, dat de afwezigheid van tal van
militair-actueele onderwerpen in het door u geredigeerde tijdschrift het
gevolg zoude zijn, van uw persoonlijk optreden als redacteur.^
Nu°u echter eenige redactie-geheimen meedeelt, zoude hieruit kunnen
blijken, dat ik het intellectueelo peil van het officierskorps te hoog heb
aangeslagen. Toch wensch ik deze conclusie niet te trekken, immers het
feit,° dat in de dagbladen, waar geen militairen aan het hoofd staan,
wèl artikelen verschijnen door officieren geschreven over de door u ge
noemde onderwerpen, is het beste bewijs dat er in het leger nog genoeg
denkende en produceerende krachten aanwezig zijn, die als zij wilden,
het I n d i s c h Militair T ij d s c h r i f t konden maken tot een Vak
tijdschrift in den waren zin van het woord, een vaktijdschrift, waar zich
het geheele denken en doen van het officierskorps in afspiegelde.
Dit is, u geeft het zelf toe, niet het geval. Het is dus zaak de kwes
tie onder de oogen te zien en te vragen: Waarom hebt u geen opstel
len gekregen over de bedoelde onderwerpen, waarom gewerden u slechts
vage beloften, waarom had men geen tijd of wilde men er zich niet aan
wagen? (bl. 915.)
Het eerste excuus „gebrek aan tijd" zult u wel niet ernstig hebben
opgenomen. U weet evengoed als ik, dat als de w i 1 er was om een