1098 Na hofc vorenstaande kan ik kort zijn. Overal ook in de burgermaat schappij ziet men bijna alle vaktijdschriften geredigeerd door onafhan kelijke personen, die het bedrijf van hen, wiens belangen zij behartigen van nabij kennen. Pour cause! Bij het militaire klemt de noodzakelijk heid hiervoor nog meer dan in 't civiele. U, geachie heer Redacteur, hebt nu echter aangekondigd, dat er eind 1907 geen buitenstaander te vindeu was, genegen om de redactie op zich te nemen. We nemen hiervan goede nota, doch blijven het niettemin bejammeren. Verdere gedachtenwisseling over dit punt is dus overbodig te achten, mijne vrome wenschen loopen dood op een feitelijke onmogelijkheid, waar mede natuurlijk allerminst is gezegd, dat ik mijn verlangen voor de toekomst opgeef. Evenmin houdt dit in een depreciatie van uw toewij ding om naar uwe krachten het tijdschrift tot bloei te brengen. In mijn stuk van 4 Aug. j.l. gaf ik herhaaldelijk blijk, dat ik uw pogen op hoogen prijs^ stel. Door uw opmerking evenwel omtrent de amboineesche onder- officiersbond, heb ik mij een voorstelling gevormd van uw specifiek militaire opvattingen. Was deze voorstelling verkeerd, ik geloof het nietImmers u bent tegen samenwerking van chefs en ondergeschik ten, waar deze laatsten collectief streven naar verbetering van positie? Ik reken dit ieder chef, die zich op zulk standpunt staat zwaar aan, omdat ik van oordeel ben, dat er veel te lang veel te weinig voor den minderen militair werd gedaan zoodat deze laatsten groot gelijk hebben zich aaneen te sluiten teneinde daardoor te trachten betere arbeidsvoor waarden te kunnen bedingen. Wij hebben in dit opzicht een erfenis te aanvaarden van onze voorgangers en goed te maken wat deze bedierven. Dat men dit inzie, om te trachten de zelfbewuste pogingen van de min deren te leiden; gebeurt dit niet en roept men slechts: .waar moet dat heen dan werkt men indirect mee tot botsingen, waarbij de krijgstucht en de samenwerking tusschen de verschillende lagen der militaire maat schappij een bedenkelijken deuk zullen ontvangen. Nu geef ik gaarne toe, dat de houding welke iemand inneemt tegen over dit teeken des tijds, nauw samenhangt met zijne andere politiek- eeonomische opvattingen, maar juist daarom betreurde ik het voor het Indisch Militair Tijdschrift, dat de redateur niet thuis hoorde in het kamp der vooruitstrevender Moge ik die u misschien wat te „rood" voorkom, u daarbij te „zwart" beoordeeld hebben en moge verder mijn artikel in de N. S. C. van 4 Aug. Uw Open Brief en mijn antwoord iets bijdragen om het Indisch Militair Tijdschrift wat meer te doen worden dan het nu is: een vaktijdschrift van het geheele officierskorps, dan acht ik onze gedachtenwisseling reeds vruchtbaar genoeg. Intusschen verblijf ik gaarne Uw dienstwillige Tommy Atkixs Wij hadden om daden gevraagd en schrijver scheept ons af met woorden, woorden van twijfel aan dit en aan dat, veronderstellingen, niet deelen van gevoelens, van opvattingen, zonder het eenige antwoord te geven op de drie laatste zinsneden van den Open Brief (vorige aflevering) nam. de proef op de som. Moeten we uit de hierboven afgedrukte regelen van Tommy Atkins afleiden dat ook hij den officier-redacteur wantrouwt? (zie 9de alinea).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 454