1116 voor de oorlogstaak en de stelling, dat tucht „eingelebt" moet worden eveneens verworpen wordt, stellen zijn aanhangers aanmerkelijk minder eischen aan den duur der opleiding. Het spreekt wel van zelve, dat deze leer haar oorsprong en krachtigste woordvoerders vond in militie- d.w.z. zuiver natio nale legers, en voornamelijk daar waar de drang naar vrijheid van handelen van het individu niet te verwarren met zelf standigheid—het grootst is. Die drang, welke in het algemeen het grootst zal zijn daar, waar de scherpste verschillen be staan in de mate van vrijheid gelaten aan den militair en den buiten het leger staande, wordt sterk beïnvloed door de volks opvoeding en het daarmede nauw samenhangende volks karakter. Dat ook in dit stelsel zelfstandigheid slechts dan op haar plaats is, wanneer het individu, hetzij door zijn karakter, aanleg, eigen of militaire opvoeding daarvoor geschikt is gebleken, m.a.w. dat zij slechts vrucht van het stelsel en nimmer een rechtstreeks toegepast middel kan zijn om tot het doel te geraken, is duidelijk, evenzoo, dat hoe meer het individu van huis uit ontvankelijk is voor de toepassing dezer ethische beginselen, hoe eerder de vrucht geplukt en het doel bereikt zal zijn. Begrijpelijk is het daarom, dat deze hypothetische leer be strijders vindt, die hoewel niet blind voor het schoone en ver heffende, dat zij verkondigt, aan de mogelijkheid harer practische toepassing ernstig twijfelen, omdat zij er hun volk niet rijp of ongeschikt voor achten en een voorbereiding buiten het leger, een grondslag door huisgezin en school gelegd als voorbe reiding voor de militaire opvoeding, dringend noodig achten. Het laatste woord in deze aangelegenheid is nog niet gezegd en zeker is het, dat zoolang de leer eene bespiegelende blijft en de voorstanders niet op resultaten, die tastbaar voor ons liggen, kunnen wijzen, dit woord door dé tegenstanders zal worden gesproken. Afgescheiden nu nog van deze door velen zoo noodzakelijk ge achte voorbereiding, moet het al dadelijk asburd lijken een der gelijk, recht op een volksleger aansturend stelsel te willen toepassen in een niet zuiver nationaal beroepsleger, hetwelk uit den aard der zaak steeds een leger moet zijn, waarin de verhouding van den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 472