1118
Hetgeen als nieuwe richting bij de infanterie gehuldigd wordt
vertoont verschillen van fundamenteeien aard met de zuivere
leer. Men nam niet deze over, noch minder dat men haar in
praktijk hracht, om de eenvoudige en juiste reden, dat zulks
onmogelijk is doch alleen datgene, wat bij een verkrijgen
van gunstige resultaten met haar toepassing als de vruchten
van ernstigen arbeid, als haar gelukkige uitvloeisels moet worden
beschouwd. De meest in het oog springende dezer uitvloeisels zijn
a. een zeer groote mate van vrijheid van handelen van het
individu, gepaard met een bijna onbeperkt vertrouwen, dat van
deze vrijheid steeds een oordeelkundig gebruik wordt gemaakt;
b. het op verschillende wijzen aanmoedigen van een onge
dwongen verhouding tusschen officieren en minderen;
c. het in den ban doen van elke werktuigelijke handeling x).
Is het te verwonderen, dat deze verwisseling van oorzaak
en gevolg bij velen tot hopelooze begripsverwarring moest
leiden, dat nieuwe richting en krijgstucht-excerceeren zoo bedroe
vend door elkander konden worden gehaspeld als door Mavors
werd gedaan?
De enkele volzinnen van de zuivere leer, die men gemeend
heeft in het tegenwoordige voorschrift tot het houden van oef.
bij de infanterie te moeten neerleggen, hebben aan het wezen
van de zaak niets veranderd, zijn voor ons leger fraai klinkende
doch holle phrasen en zouden dan ook evenals bij het oude
boekje gevoeglijk gemist kunnen worden. Eén er van, die ons
zegt, dat krijgstucht berust op „stipte plichtsvervulling door
allen en wederzijdsch vertrouwen en waardeeren" werd door
een zich M. noemende schrijver op bladz. 412 van dit tijdschrift
reeds met den naam utopie bestempeld. Achter de opsomming
van datgene, wat de zedelijke vorming van den soldaat beoogt2),
plaatst Mavors in zijn vervolgartikel de uitdrukking „allemaal
voor 21 en 34 ets. per dag", een uitdrukking zoo hoonend, dat
1) Nog eens: „De Nieuwe Richting"; door M. Ind. Mil. Tijdschr. Afl. 5. 1908.
2) Ook dezen volzin moest geweld worden aangedaan, een bewijs, dat het zelfs met
de bloote verkondiging van de leer op een accoordje moest worden gegooid. Een nood
zakelijke omissie had voor ons leger plaats door het weglaten van de twee voornaamste
moreele eigenschappen, waarvan alle andere vaak rechtstreeks afhankelijk kunnen zijn,
nl. vaderlandsliefde en liefde voor het vorstenhuis.