1144
particuliere -woningen, die alle ook flink bezet zijn met zulke officiers
dames. En nu gebeurde het nog niet zoo heel lang geleden, dat er
wederom eenige gehuwde officieren naar posten werden overgeplaatst
alwaar het gezin hen niet mocht volgen. Zij behoorden dus niet meer
tot het garnizoen Koeta Radja en volgens de heerschende opvattinc
van de bepalingen mochten aan de achterblijvende gezinnen geen off£
ciers-woningen worden verhuurd. Dat was vroeger wel gesehiedmet toch
ledigstaande huizen, doch daar waren questies door gerezen met de Re
kenkamer, zooals gezegd werd. Tal van woningen van het Gouverne
ment stonden nu Jeeg, maar die mochten niet betrokken worden; het
hotel was vol, en ook geen der particuliere woningen te huren, zoodat
om de zaak precies voor te stellen zoo als zij was, deze gezinnen geheel
afhankelijk waren van de welwillendheid en genegenheid van sommige per
sonen, waarom zij als het ware smeeken en bedelen moesten, terwijl het
Gouvernement zich niets van hun lot aantrok. Die gezinnen wegzenden
naar elders buiten Atjeh ging ook niet, omdat dan de toelage van f 85 ver
viel ze waren dus verplicht op Atjeh te blijven, doch zonder dat er
van Gouvernementszijde voor hen gezorgd werd of wel hen de gelegen
heid werd aangeboden zich een onderdak te huren.
Dat deze toestand met al zijn consequentiën onhoudbaar was, is dui
delijk en daarom is het zoo te loven, dat sommige mannen zich er voor
spanden om te trachten hieraan een einde te maken.
Hunne pogingen zijn met succes bekroond, want eenige dagen geleden
werd de hieronder volgende Commandements-Order uitgevaardigd, waar
uit duidelijk blijkt, dat men van hoogerhand het verkeerde van de
geschetste toestanden heeft erkend en genegen is bevonden daarin wij
zigingen aan te brengen. Alle gehuwden zullen daar dankbaar voor
zijn, omdat thans rekening wordt gehouden met hunne particuliere
belangen. Bedoelde Commandements-Order is die van 29 September
1908 Ho. 55/b, luidende:
->De Commandements-Order 1904 No. 145 wordt ingetrokken.
Wordt bekend gemaakt het Gouvernements Besluit dd. 17 September 1908
No. 8, luidende als volgt
Is goedgevonden en verstaan
No 9r In te trekken de artikels 2 en 3 van het besluit van 20 October 1904
Ten tweede: Bij wijze van tijdelijken maatregel te bepalen, dat de in het
gouvernement van Atjeh en Onderhoorigheden dienende gehuwde officieren
en Buropeesche onderofficieren (waaronder te begrijpen zij, die als weduw
naar, gescheiden echtgenoot of als ongehuwde een of meer wettige of o-e-
wettigde kinderen te hunnen laste hebben, doch waarvan uit te zonderen°de
onderofficieren, die voor hun indiensttreden bij het Nederlandsch-Indische leger
in Nederland gehuwd waren en wier gezinnen hen niet naar Nederlandsch
Indie hebben mogen vergezellen of volgen), die worden overgeplaatst naar
plaatsen m dat gouvernement, waarheen ter beoordeeling van den Civie-
T, en, Mijitairen Gouverneur—het gezin hen niet mag volgen, aanspraak
zullen hebben op
le vervoer voor Landsrekening van het zich in genoemd gouvernement
op eene andere plaats dan Koeta-Radja of Oelëe Lheuë bevindende gezin
naar een dier twee plaatsen, doch alleen indien de Civiel en Militair Gou
verneur zulks noodig oordeelt
2e een toelage, bedragende voor de officieren f 85 (vijf en tachtig gulden)
en voor de onderofficieren f 30 (dertig gulden) 'smaands.
Deze toelage wordt toegekend van en met de maand van vertrek, wanneer
dat vertrek plaats vindt voor den 16den der maand en van en met de daarop
volgende maand, wanneer het vertrek plaats heeft op of na den 16en en wordt