1147
vestigen op iets, wat we in de voornaamste steden van Europa wel en
hier, althans in dien vorm, niet vinden, nam. het volkskosthuis, de gelegen
heid, waar de met aardsche goederen minder bedeelde, voor een minimum
bedrag kan eten en desnoods slapen.
We hebben hier wel groote, zelfs fraaie militaire drankwinkels, doch
een gelegenheid voor den kleinen man om een goed maal te bekomen
moet op de straat gezocht worden, als men de eischen streng beperkt
tot wat de inlandsche of chineesche rondventer aanbiedt.
En dat deze ook daarin „met aanzien des persoons" handelt, en den
Europeeschen fuselier niet het laagste tarief rekent, zal een ieder dadelijk
toestemmen, die John Chinaman in zijn klein bedrijf heeft gadegeslagen.
De mogelijke schade, waaraan hij blootstaat door ruwe klanten, die hem
niet betalen, of 'm de boel kort en klein slaan enz., wordt behoorlijk in
rekening gebracht. Het gaat met hen als met den Arabier, dien we onze
ergernis toonden over het feit dat hij een slaapbroek, die hij ons a 0.90
ets rekende, den soldaat voor 1,50 in rekening bracht.
„Ja, mijnheer, dat moet ik wel doen. Als u iets bestelt kan ik zeker
„zijn, dat mijn geld binnenkomt, doch de soldaten zijn een raar slag
„volk. Ze betalen me met kleine bedragen af, staken soms halverwege
„of gaan weg, zonder taal of teeken te geven, zoodat alles bijeen ge-
„nomen ik zooveel meer moet vragen om niet bedrogen uit te komen".
Er was veel waars in het betoog van den man, al moest ik het betreuren,
dat de goeden op die wijze voor de kwaden leden.
Het zijn juist deze iaatstgenoemden die nog lang een rem zullen
vormen voor afdoende verbeteringen.
Indien we evenwel met hervormingen zouden willen wachten op eene
verbetering van dit elemeut, dan zou er niets gedaan worden. Dus,
„brisons la- dessus".
Waar de Inlandsche militair op reis voor weinig geld betrekkelijk, een
eet en slaapgelegenheid kan vinden die niet veel afwijkt van wat hij
van huis uit gewend is, daar mist de Europ. militair buiten de kazerne
dat. De cantines verkoopen drank, de tehuizen idem (wat andere soorten),
doch overigens zijn het slechts clandestiene gelegenheden, waar hij een
onder dak vindt. Gegageerden zien hem graag komen om er wat van te
plukken, of anders wordt een toevlucht gezocht en gevonden iu de kampong.
Wat we dus missen hier, is het Volkskosthuiseen eisch, die te dringen
der wordt nu er meer wordt gehuwd, het algemeene peil zich verheft
en nog steeds tusschen de warong en het Indische hotel een tusschen-
ding ontbreekt.
Of daaraan werkelijk behoefte bestaat O. i. wel. Om te beginnen op de
beide groote doorvoerpaatsen Batavia en Soerabaja waar steeds een groot
contingent van doortrekkende militairen is; van gegageerden, die willen
blijven en wat zoeken van anderen die eens met verlof zijn en bij de
subsistentenkaders van tal van militairen, die om den aard hunner be
trekking buiten menage leven.
Met opzet hebben we het woord: Volkskosthuis" behouden en er niet
van gemaakt: Militair- of Soldatenkosthuis"omdat we een dergelijke
inrichting, eenmaal bestaande, zouden willen openstellen voor iedereen.
Dus geen Gouvernementsinstelling? Neen. Voor een dergelijk bedrijf
is onze Staatshuishouding te duur en te omslachtig.
Bij de overdenking wie eigenlijk de oprichting moet ter hand nemen