1153
In verband met het bovenstaande is het de eerste eisch tot waarborg
van eenen doelmatigen dienst der scheidsrechters, dat deze hunne mede-
deeliugen voor- en omzichtigmaar recht menigvuldig geven, daarbij steeds
rekening houdende met de voortdurend afwisselende omstandigheden.
Ten tweede komt het wensehelijk voor, dat, waar mogelijk bij alle
gevechtsoefeningen een toereikend aantal scheidsrechters wordt aange
wezen x) en dat zij zoo dikwijls wisselen, dat ieder aanvoerder vanaf
den jonasten compagniescommandant herhaaldelijk scheidsrechter is ge
weest 2) en zich eene juiste voorstelling kan maken van de beoogde en
van de feitelijke werking van scheidsrechterlijke mededeelragen.
Ten derde behoorde de scheidsrechter van hetzelfde wapen te zijn als
de afdeeling, waarbij hij is ingedeeld, opdat hij niet alleen de uitwerking
van het vuur, maar ook de eigenaardigheden en de denkwijzevan den
troep nauwkeurig kent en zijne mededeelingen daarnaar kan inrichten.
Ten vierde behoorde ieder scheidsrechter minstens één hulpseheidsrechter
te hebben, die, terwijl hij zelf bij de eene partij blijft,^ zich naar de
andere begeeft en hem omtrent de verrichtingen daarvan inlicht
Met minder gevoelig als tusschen scheidsrechter en troep zijn de be
trekkingen tusschen scheidsrechter en Leiding. De Leiding stelt den ai-
gemeenen oorlogstoestand vast, verstrekt de opdrachten en beveelt de
sterkteverhoudingen der partijen. Zij heeft zich eene bepaalde voorstel
ling van het vermoedelijk verloop der oefening gemaakt en, hierop lettende,
hare regelingen getroffen. Veelal is het haar er ook om te doen eene
bepaalde gevechtshandeling te beoefenen, zooals b.v. een ontmoetingsge-
vecht, een boschgevecht, het gevecht om eenen rivierovergaDg of om
eene versterkte stelling, de omvatting, de doorbreking enz. IS iemand
Juist door het kenbaar maken der verliezen, zal de dan toch coute que coute—doorgezttte
aanval er zuiverder toe medewerken den offensieven geest aan te kweeken en de aan
voerders nopen ernstig alle middelen te bepro^en, die het voorwaarts gaan mogelijk
kunnen maken. Bovendien heeft men in het doen opleggen van verliezen een zoo moot
middel aan de hand om op gemaakte fouten - onvoldoende gebruik van het terrein,
oebrek aan samenwerking tusschen nevenafdeelingen onvoldoende voorbereiding of onder
steuning door vuur enz. - te wijzen. Het opleggen van verliezen is m t dan ook een
beter middel om al te voortvarende manoeuvrehelden op de vmgers te tikken dan het
niet veroorloven om vooruit te gaan, zooals de tweede alinea van punt 49 zegt.
Verder mag m.i. in deze geen verschil gemaakt worden tusschen aanvaller en verdediger.
Beiden - vooral wat de onderofficieren en soldaten betreft moet een zoo duidelijk mo
gelijk beeld van de werkelijkheid worden gegeven en lien worden geleerd ondanks
belangrijk zich afteekenende verliezen, waar de opdracht zulks eischt, eenerzijds den aanval
door te zetten, anderzijds zich in de stelling te handhaven. "Witns moreel zal daarbij
in de werkelijkheid de zwaarste proef moeten doorstaan?
1) Onze Leidraad Manoeuvres" gaat in punt 45 van eene andere meenmg uit, waar
gezegd wordt:
.Terwijl bij oefeningen op kleine schaal de Leider zelf m de gelegenheid is by ont
moetingen der beide partijen de noodige beslissingen te nemen, zal hij daarin bij meer
«uitgebreide oefeningen door scheidsrechters moeten worden bijgestaan
2) Paste men dit toe, dan zou niet steeds voldaan kunnen worden aan den eisch in
p. 145 L. M. om „voor het vervullen van die betrekking tactisch goed onder.egde of
ficieren te kiezen".
Taktiek en B. Y. worden nog te veel als overbodige luxe beschouwd.
3) Vergelijk punt 47 L. M. Ie en 4e alinea.