LEGERVRAAGSTUKKEN
IN DE PERS.
De Opleiding: tot Inlandsch Officier.
iSTa hetgeen in een der vorige nummers reeds over dit onderwerp
gezegd is, zijn van verschillende zijden meeningen in de Indische pers
verkondigd, waarvan wij als de meest belangrijke noemen een debat
tusschen Goenawan Mangoenkoesoemo, leerling inl.-arts. Javabode van
3 Juli) en den directeur der militaire school, de kapitein W. J. de Yoogt
(Javabode van 7 Juli); een artikel van K. voorkomende in het Bataviaascli
Nieuwsblad van 7 September en eene serie opstellen van X in de Loco
motief van 15, 16 en 22 October.
Uit^ het stuk van den heer de Voogt blijkt duidelijk waarom de toe
komstige Inlandsche officier van adel moet zijn
Immers juist door zijn adeldom zal hij gezag kunnen uitoefenen over den
javaanschen soldaat, over de onontwikkelden, die afkomstig uit de volks
klasse, wel opzien tegen den drager van een adellijken titel. Derhalve ligt
het geenszins in de bedoeling, den adel als zoodanig te bevoordeelen, doch
is deze eisch, voor de toelating gesteld, een zuiver utiliteitsbeginsel.
In het leger is uitoefening van gezag per se noodig; de toekomstige in
landsche officier zal dat gezag ontleenen èn aan zijne positie èn aan zijn
afkomstdoor zijne aanwezigheid in het leger, waarin hij een plaats in
neemt naast zijne europeesche collega's, met wie hij is gelijkgesteld, zal het
gehalte van de toekomstige javaansche soldaten verhoogd worden, zal er
een hechter band ontstaan tusschen officieren en minderen.
De ontwikkelde Javaan zal natuurlijk door zijne kennis, door zijn omgang
met europeesche jongelieden, door zijn ruimeren blik a. a. het »opzien"
tegen den adel verleeren, maar in het leger treffen wij de ontwikkelden
nog niet aan en moet derhalve alleen rekening gehouden worden met de
onontwikkelden. Door dit, laat ik het maar noemen, afkomstgezag, heeft
het gouvernement in het leger noodig jongelieden met een adellijk prasdicaat
een voorwaarde, welke voor de uitoefening van de geneeskunde absoluut
niet noodig is. Van gezag is daarbij geen sprake; kennis is nu het eenige
vereischte.
Verder, dat uit een door het Legerbestuur in 1907 ingesteld onderzoek
naar de oorzaken van den garingen toeloop tot den cursus de thans
aanwezige twee studiejaren tellen in totaal slechts zes leerlingen, waarvan
4 Javanen en 2 Menadoneezen is gebleken dat naast het kleine
aanvangstraktement de bezwaren op het volgende neerkomen:
a. de onbekendheid met de wijze van opleidingmen meende nl. dat do
militaire school in een troepenkampement gelegen was
b. de noodzakelijkheid van het overleggen van een authentieke akte, waarbij
ouders of voogden zich borg stellen voor de terugbetaling van de, aan hun
zoon (pupil) bestede opleidingskosten, indien deze van den cursus wordt
verwijderd wegens oorzaken, afhankelijk van eigen wil of toedoen;
c. de angst dat de adspirant-inlandsche officier de verplichtingen, welke
zijn godsdienst hem oplegt, niet zal nakomen.