1176 modernen adel reeds een streven merkbaar is om de veelwijverij af te schaffen. En dan nog liad men hierin kunnen voorzien, door de bepaling dat alleen de oudste wettige vrouw (met daaruit voortgesproten kinderen blijkens stam boek!) voor pensioen of uitkeering in aanmerking kan komen, desnoods voor een kleiner bedrag, evenredig met den minderen inleg door den echtgenoot. Neen, dat kan cle reden niet geweest zijn en ik geloof eerder dat hierbij onbekendheid met het Inlandsche familieleven heeft voorgezeten, dat men geredeneerd heeft dat de Inlander het zoo nauw niet neemt met de zorgen voor zijn gezin! Eene onbekendheid, die in den tegenwoordigen tijd en van Regeeringswege ten toon gespreid, «krenkend" moet genoemd worden. Dat wordt niet goed gemaakt door royaliteiten als meubilair leenen" uit 's rijks magazijnen, of door voor verminderden prijs verplegen in de hospi talenintegendeel, door dergelijke bepalingen wordt er juist de aandacht op gevestigd Wij zijn wat uitvoeriger bij dit onderwerp blijven stilstaan omdat wij het momenteel van zéér veel gewicht achten en te meer omdat ons geruchten bereikten, dat het geheele instituut zal worden opgedoekt en de opleiding naar Nederland worden verplaatst. Of de Inlandsche maatschappij daarvoor reeds rijp is, betwijfelen wij. En in elk geval zal zoo'n opleiding voorloopig niet veel resultaten kunnen opleveren wegens gebrek aan voldoende ontwikkelde jongelui, wier ouders als regel een dergelijk onderwijs (H. B. S.) niet kunnen be kostigen. Daarom voelen wij véél voor het denkbeeld van een algemeen Inlandseh internaat, waaruit de verschillende onderwijsinrichtingen (off. cursus, dokterschool, rechtskundigen, enz) hun aanvoer zullen moeten putten. Zoo'n internaat zou waarschijnlijk bij wijze van overgangsmaatregel niet al te lang behoeven bestaan, terwijl de bestaande onderwijsin richtingen meer op zuiver technische leest geschoeid zouden kunnen worden en ontdaan van alle voorbereidend onderwijs. In elk geval zijn wij van meening, dat wil de Begeering zich wer kelijk verzekeren van een korps goed onderlegde en bruikbare Inlandsche officieren er eene afdoende verbetering van traktementen moet volgen. Geheele gelijkstelling is althans voorloopignog geen vereischte; wèl echter moet de betrekking uit een financieel oogpunt tot eene be geerlijke gemaakt worden, anders vreezen wij dat het sukkelen zal blijven. Straffen. Het Huisgezin verneemt, dat alle leger-autoriteiten, die bevoegd zijn den mindere straffen op te leggen, van den minister van oorlog een circulaire ontvangen henben, die geheel aan de bestraffingen gewijd is. De minister wil, dat de straffen worden opgelegd eerst na een degelijk onderzoek en dan met kalmte, met overleg, met liefde voor den soldaat. Alle zaken, die tot verlichting dienen, moeten haar invloed doen gelden. Men moet rekening houden met gedrag en antecedenten. Bekening houden ook, dat de tijden en toestanden veranderd zijn en de strafwijze van vroeger voor thans niet meer deugdelijk is. De minister veroordeelt het opleggen van vaste straftijden. Men kent geen andere tijden meer dan 4, 8, 14 dagen kwartier, kamerarrest, politiekamer, enz. Waarom geen tijden daar tusschen Ook moeten de strafopleggers er aan denken dat een straf, waarin een Zondag valt, veel zwaarder is en dat dus de tijd daardoor moet verminderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 532