1185 De gevolgen hiervan zijn voor de eerste categorie wel eens overmoedigheid, voor de tweede categorie wel eens het aange tast worden in hun niet genoeg aan te kweeken gevoel van eigenwaarde. Overmoedig worden velen, doordat zij na eene serie van gun stige beoordeelingen, waarbij de eene dikwijls hereditair belast is met het „ja" van een voorgaande, met al wat vroeger kan zijn voorgevallen meenen te hebben afgerekend; en de tweede ca tegorie offert soms aan een samenloop van ongelukkige om standigheden, waaronder zij een tijdlang hebben gediend, haar toekomst op. Het bewustzijn van geschikt dan wel niet geschikt voor den hoogeren rang beoordeeld te zijn, leidt thans wel eens tot rusten op lauweren, tot zenuwachtigheid, soms tot onverschilligheid, omdat daardoor de aandacht van den betrokkene te veel op zijne verplichtingen in engeren zin wordt gevestigd. Uit den aard der zaak bestaat het officierskorps uit zeer uiteenloopende elementen, die echter verplicht zijn, onafgebro ken, ieder naar zijn beste weten en kunnen het rijk te dienen, willen zij met een gerust geweten aanspraak maken op de gel delijke belooning, die zij daarvoor ontvangen. Het doordienen met de te kennen gegeven ongeschiktheid voor den tegenwoordigen rang, zooals thans voorkomt, is steeds nadeelig voor de belangen van het rijk, want er zijn maar weinig personen die zooveel zelfverloochening kunnen ontwik kelen, om met die wetenschap toegerust met denzeliden ijver als voorheen hunne diensten te blijven verrichten. Al zij eene afwijking door de moeilijke controle dan ook niet altijd even gemakkelijk te constateeren, een goed opmerker zal deze niet kunnen ontgaan. Ook is het een feit dat sommigen, die door de toepassing van het vigeerende beoordeelingssysteem vele jaren „ja" en een vol gend jaar weer „neen" krijgen, en die in de ongelukkige serie aan de beurt zijnde om promotie te maken dus hun ontslag moeten vragen, met mindere appreciatie ten opzichte van hunne chefs, zoo niet met verdriet aan hun vroegeren diensttijd terugden ken, en na hun ontslag geen de minste belangstelling meer toonen in het Indische leger, dat gedurende hun beste jaren hun leven was.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1908 | | pagina 541